In de zorg ontstaat een buitengewone interactie. Het is belangrijk dat we ons daar iedere dag bewust van zijn en blijven. Wanneer iemand zorg draagt voor een medemens in de context van een ziekenhuis of zorginstelling wordt er meteen een hele context opgeroepen, die zelden expliciet benoemd wordt. Hoewel die context veel verschijningsvormen kan aannemen, ontwikkelt zich spontaan toch een omgeving van geven en ontvangen tussen een professioneel zorgverlener en patiënt of bewoner. Er is echter nog veel bewegingsmogelijkheid daarbinnen. De finesse van zorg ligt in de invulling van de concrete zorgrelatie.
Deze bijdrage is een eerste van twee teksten over bejegening en waardering van patiënten. Ze vormen geen afgesloten theorie, maar willen een aansporende aanzet zijn met basisgedachten rond professionele en zelfkritische benadering van patiënten in de zorg. Een algemeen kader komt vooral in deze eerste tekst aan bod. Twee fictieve voorbeelden trekken de problematiek open. In de volgende bijdrage worden enkele basisprincipes uitgewerkt en hulpmiddelen aangereikt.
Buitengewoon
De technische capaciteiten van een zorgverlener zijn essentieel, daar twijfelt niemand aan. De professioneel-relationele kennis en praktijk verdienen evenveel aandacht. Een toxische verhouding tussen zorgverlener en patiënt kan de therapie immers evengoed schaden als onzorgvuldig technisch handelen.
Dat is een krasse uitspraak - toegegeven - maar ze is waar. Wanneer een patiënt zich niet gehoord voelt, niet ernstig genomen, dan ontstaat er aanvullend leed: een ervaring van zinloosheid. Juist omwille van de uitdagingen op lichamelijk of psychisch vlak, is het net des te belangrijker om constructief te investeren in het existentieel welzijn van patiënten.
Een fictieve zorgsituatie. Stel: André, 80 jaar, zit te huilen in zijn zetel. Hij brak zijn schouder en bezeerde zijn knie onlangs bij een val van zijn fiets. Zijn echtgenote overleed twee maanden geleden. Hij heeft het moeilijk. Een verpleegkundige komt binnen. "Je zit toch niet te wenen om in je bed te mogen liggen, mag ik hopen? Je moet drie uur opzitten van de dokter. Nog twee uur te gaan!" "Ik heb zoveel pijn, meneer", klaagt André. "Dat weten we. Iedereen weet het. Telkens als we je moeten verplaatsen roep je de hele gang bij elkaar", antwoordt de verpleegkundige. "Ja, omdat het zoveel pijn doet", verdedigt André zich. "Er zijn meer mensen met pijn, André. Gelukkig roepen ze niet allemaal zoals jij", reageert de verpleegkundige. "Och, ik zou beter dood zijn", zucht André. "Kop op, André. Het zal wel beteren, hoor!", bemoedigt de verpleegkundige hem. "Nee," antwoordt André, "dit is geen leven meer." "Ik ga vragen aan de dokter of er meer pijnstilling gegeven mag worden", concludeert de verpleegkundige. - Wat is waardevol? Wat kan anders en beter? Zoek in tweede instantie ook tot verder dan de evidente uitschuivers. (enkele mogelijke antwoorden: zie onder)
Omgaan met zorg
Hoe we omgaan met de ander, wordt door veel factoren beïnvloed: spontane voorkeuren, leeftijd, opvoeding, vorming, interesses, zelfzekerheid, sociaal en empathisch vermogen, kijk op het leven, maar ook de tijdsdruk van het moment en het verloop van de concrete dag bijvoorbeeld. Dat hoeft geen vervelende extra opdracht te zijn. Idealiter is het een uitdaging die verbonden is met je diepste motivatie om in de zorg aan het werk te gaan. Zo roest je niet vast in gewoonten, maar blijf je alert in je zorgpraktijk. Niet alle gewoonten zijn immers goed.
Het is belangrijk om tot voorbij de anamnese en de waarnemingen de mens te observeren, met een open vizier. Iedere patiënt is een volwaardig persoon: ook wanneer die zich manifesteert als een hoopje ellende, ziek en angstig, of als een schim van de gloriedagen van weleer. Een patiënt valt nooit samen met een hulpvraag. Er schuilt een mens achter die zieke met zijn of haar ziektebeeld, een heel concrete persoonlijkheid met gaven en gebreken, een eigen karakter en mening.
Die mens verdient onze aandacht, zoals hij of zij is. Aandacht schenken aan de mens die voor zorg aan je is toevertrouwd, is het signaal geven: 'jij bent waardevol'. Het is van onschatbare waarde voor een patiënt te weten dat hij of zij geen nummer is, geen dossier, in een steriele omgeving, vooral in een technische omgeving die soms fabriekachtig kan aanvoelen. Persoonlijke zorg maakt een groot verschil.
Aandachtspunten bij benaderen
Een mens is een fysiek, psychisch, sociaal en existentieel wezen. Die aspecten manifesteren zich niet afzonderlijk van elkaar, maar resoneren onderling. Wanneer we als zorgverlener een patiënt benaderen, is het elementair om dat open vizier bewust te vrijwaren, om onze spreekwoordelijke lens helder te houden. De professionele blik hoort niet op oneindig te staan, maar op volledig. Het is een kwestie van voortdurend zelfbewust en zelfkritisch stil te staan bij het dagelijkse functioneren.
Enkele aandachtspunten. Er wordt geen volledigheid nagestreefd. Het is vooral de bedoeling om krijtlijnen uit te zetten. We realiseren een professionele benadering onder andere door eigen zorgen en stress buiten de kamer te laten: een patiënt heeft veelal geen behoefte aan negatieve input van zorgverleners boven op de eigen zorgen en vragen. Voorts hoort iedere dag een nieuw begin te zijn: voorbije ergernissen vormen geen meerwaarde voor de zorg vandaag. Wanneer een patiënt vastgepind wordt op een gedraging of uitspraak van gisteren, dan is er geen ruimte meer voor verandering. Het vormt vooral extra ballast voor de patiënt en is een bijkomende bron van frustratie.
Hoewel er een afhankelijkheidsrelatie ontstaat in de zorg, hoeft die geen machtspositie in te houden, ook niet impliciet. Hou in gedachten dat de patiënt baat heeft bij het behouden van de regie over de zorg, of minstens het omarmen van een zo groot mogelijk aandeel erin. Alle patiënten of bewoners op dezelfde wijze benaderen, is niet zinvol als methodiek: het doet volledig tekort aan de individualiteit.
Respect is het meest constructieve beginsel, in alle omstandigheden. 'Meneer' of 'mevrouw' is een goed startpunt als aanspreking in de zorgrelatie. Als de patiënt gemoedelijker aangesproken wil worden, kan hij of zij dat gerust aangeven. Er kunnen en mogen gerust grenzen gesteld en aangegeven worden waar nodig, zowel van de kant van de zorgverlener als van de patiënt of bewoner. Hou in gedachten dat zorg verlenen geen synoniem is voor heropvoeden.
Observaties bij benaderd worden
Laten we de zorgrelatie vervolgens eens bekijken vanuit het perspectief van de patiënt. Dat perspectief zou altijd als empathische factor moeten meeklinken. Eigenlijk zou iedere zorgverlener een inleefstage moeten doormaken, om dat perspectief ten diepste te ervaren. Een alternatief, zonder het fysiek te moeten organiseren, ligt in momenten van bewuste en actief-reflectieve zelfreflectie. Denk op geregelde tijdstippen na over aangename en onaangename ervaringen in zorgverlening en de opbouw ernaartoe. Zoek de elementen die het verschil hebben gemaakt, ten goede of ten kwade.
Enkele observaties vanuit het oogpunt van de patiënt. De lichaamstaal is een heel krachtige en invloedrijke factor in de zorg. Iemands houding en mimiek worden door de patiënt gelezen en daardoor zal een reactie deels bepaald worden. Het nonverbale bepaalt de zorgrelatie minstens evenveel als het verbale. Dat vormt een uitdaging: gelaatsuitdrukkingen ontstaan spontaan en vallen moeilijk te controleren. Zelfbewustzijn kan daarin al een groot verschil maken.
Taal is beter te kanaliseren. Wanneer onze taal respect en begrip uitdragen, dan is de kans op een negatieve respons veel kleiner. Denken we daarbij bijvoorbeeld aan de fameuze 'tjes'. Ze voeden de frustratie van afhankelijk te zijn en hulp te moeten vragen. Verder verdient dialoog de voorkeur op bevelende stijl. De patiënt voelt zich dan betrokken in plaats van gekleineerd. Ook de privacy maakt deel uit van de zelfstandigheid. Door te kloppen op de deur geef je aan dat je als zorgverlener in de ruimte binnengaat van de patiënt, en dat de patiënt niet in jouw ruimte verblijft.
Een fictieve zorgsituatie. Stel: Twee verpleegkundigen komen vanuit de gang haastig de kamer binnen. Verpleegkundige A zucht en vraagt met een norse blik aan patiënte Martha, een verzwakte vrouw van 95 jaar oud: "Zeg, heb jij nu weer gebeld? Wat is er?" Martha antwoordt ongemakkelijk: "Mag ik naar het toilet, alstublieft?" "Je bent in het laatste uur al drie keer naar het toilet geweest, meiske", reageert verpleegkundige B kortaf. "Maar ik heb diarree, mevrouw", zegt Martha beschaamd. "Vooruit dan, jij je zin. Weer heel dat eind naar de wc", snauwt verpleegkundige B, terwijl ze met haar ogen draait. A lacht even en spreekt daarna buurvrouw Julia aan, een gepensioneerde schooldirectrice van 91 jaar: "Kom Julia'tje, we gaan jou ondertussen in je bedje leggen." "Nee, dank je, het is nog veel te vroeg", antwoordt Julia wat gepikeerd. "Tuttut, we zijn nu met onze ronde bezig om iedereen in bed te steken", corrigeert verpleegkundige A de patiënte. "Als iedereen zijn moment gaat kiezen, waar eindigt dat dan?" "Maar ik slaap nooit voor tien uur, mevrouw", verduidelijkt Julia. "Ik zal ook niet slapen voor tien uur, Julia'tje," antwoordt verpleegkundige A, "omdat ik zo laat nog moet werken. Kom, sta maar recht." - Wat gaat er zoal fout hier? Zoek ook hier in tweede instantie tot voorbij de evidente uitschuivers. (enkele mogelijke antwoorden: zie onder)
Context
We mogen niet vergeten dat de patiënt zich vaak bevindt in een situatie van grote kwetsbaarheid en onzekerheid, een situatie waar de patiënt zelf niet om heeft gevraagd. Ziekte en pijn overkomen een mens en verstoren zijn of haar functioneren. Dat wekt angst en frustratie op. De patiënt heeft een hulpvraag en wordt daarlangs voortdurend geconfronteerd met lichamelijke en/of geestelijke achteruitgang. Wanneer men in het antwoord op die vraag nog meer leed ervaart, dan is er geen goede zorgverlening aangeboden. Vandaar het belang van menswaardige bejegening in de zorg.
De nood aan hulp kan tijdelijk van aard zijn, maar evenzeer permanent. Niettemin is elke vorm van verlies van zelfredzaamheid en zelfstandigheid een pijnlijke, confronterende ervaring. Vaak is er sprake van existentiële pijn: men voelt zich opgesloten, gevangen in het lichaam (of de geest). Men ervaart geen hoop, geen kans op verbetering. Vroeger is voorbij, later brengt slechts achteruitgang. De rouwervaring die met het verlies gepaard gaat, vraagt soms om psychische ondersteuning, en het herschikken van prioriteiten in waarden en idealen om existentiële begeleiding.
Wanneer er bovendien ruis op de lijn zit, bijvoorbeeld door dementie, psychiatrische stoornissen, gedragsproblemen of beperkingen, dan wordt de relatie nog verder bemoeilijkt. Door respectvol en drukaflatend te werken, door de focus op de mens achter het gedrag te leggen, en empathisch in communicatie te gaan over de ervaren spanningen, kan in weinig tijd veel tijd bespaard worden. Frustratie accumuleert en is dus tijdrovend. Verstoorde communicatie kost immers veel tijd. Het is dus - in tegenstelling tot wat spontaan wordt aangevoeld - juist een verstandige keuze om constructief in dialoog te gaan, zeker ook onder tijdsdruk.
In de volgende bijdrage: belangrijke basishoudingen en nuttige hulpmiddelen in bejegening.
Ter info: enkele uitschuivers uit het eerste voorbeeld:
Primair niveau: De verpleegkundige vraagt André niet wat er scheelt, maar begint al met een veronderstelling. Hij vraagt niet, maar staat in zijn autoriteit. André benoemt de reden van zijn verdriet: pijn en verminderde levenskwaliteit. Op het eerste reageert de verpleegkundige cynisch en neemt het niet ernstig. Zijn uitingen van pijn worden vergeleken met de andere patiënten. Op beide redenen van verdriet antwoordt de verpleegkundige met een troostende veralgemening waardoor de patiënt zich niet beluisterd voelt. De verpleegkundige beperkt zich in aanpak van André's klachten tot het vragen aan de arts of er meer pijnstilling mogelijk is. - Dieper niveau: De patiënt wordt vergeleken met andere patiënten, zijn eigenwaarde wordt ontkend. In die vergelijking wordt hij als minderwaardig geklasseerd: hij roept meer dan de andere. Op zijn ultieme hulpkreten ('ik zou beter dood zijn' - 'dit is geen leven meer') wordt inhoudelijk niet ingegaan, ze worden met feiten afgeblokt ('het zal beteren' - meer pijnmedicatie). De invloed van pijnbeleving op zijn levenskwaliteit krijgt geen gehoor. Integendeel: hij wordt als probleemgeval bestempeld, en kan daardoor een schuldgevoel ontwikkelen. Enkel de fysieke pijn wordt mogelijks aangepakt. Hij ervaart geen warme bejegening en krijgt geen existentiële hulp, bijvoorbeeld door van een spiritueel-existentieel zorgverlener. Hij wordt enkel gezien als 'patiënt' en wordt in een vernederend keurslijf van 'flink zijn' geduwd.
Ter info: enkele uitschuivers uit het tweede voorbeeld:
Primair niveau: Verpleegkundige A begint de zorgverlening met norse blik en een directe en aanvallende uitspraak. Er wordt een expliciete machtsverhouding gecreëerd ('meiske'). Martha reageert voorzichtig en vriendelijk: ze neemt de rol aan die haar wordt toegewezen. Verpleegkundige A ontzegt haar in eerste instantie de hulp waar ze om vraagt. De hulp wordt een gunst ('vooruit dan, jij je zin') waar Martha eigenlijk geen recht op blijkt te hebben. Verpleegkundige B draait met haar ogen en verpleegkundige B lacht. B bevestigt daarmee de visie en het gedrag van haar collega. B vraagt niet aan Julia of ze naar bed wil, ze legt de beslissing op. Julia wordt gekleineerd door het achtervoegsel 'tje', tot tweemaal toe. Ze heeft geen enkele inspraak. Verpleegkundige B neemt een machtspositie in en beveelt de patiënte tenslotte passief-agressief ('kom, sta maar recht'). - Dieper niveau: Er wordt niet geklopt op de deur, de verpleegkundigen eigenen zich de ruimte toe. Ze brengen hun haast en drukte mee naar binnen. Martha wordt als een veeleisende patiënte beschouwd, terwijl ze tracht om haar eigenwaarde te bewaren en continent te blijven. Julia wordt in een stramien gedwongen ('tuttut' - 'waar eindigt dat dan?'). De ergernis van Julia wordt met een machtsargument weggevaagd. Julia, die een verstandige dame is en waarmee in gesprek gegaan kan worden, wordt voluit in de gehoorzaamheid geduwd: een vernederende ervaring. A en B handelen wellicht uit gewoonte of voor het gemak. A geeft aan dat ze laat moet werken, waardoor de patiënten zich een last voelen, storende elementen in het schema van de verpleegkundigen. Het insinueert nogmaals dat Julia niet meer meetelt. Er is geen warme of aangename bejegening. Alles straalt ergernis en kilte uit.
De voorbeelden zijn fictief, zonder enige referentie aan reële situaties. Ze zijn louter bedoeld als illustrerende zoekopdracht.
Deze uiteenzetting vertrekt vanuit een groot respect voor alle zorgpersoneel (verpleegkundigen, zorgkundigen, artsen, assistenten, paramedici, ...) die het beste van zichzelf geven in de dagelijkse zorg voor patiënten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageer