“Je wil de waarheid niet onder ogen zien”, lees je soms op sociale media. En: “Je bent gewoon bang voor de echte waarheid.” Waarheid is een term die veel ter sprake komt. Het is eigenlijk een zoektocht van alle tijden, een vrucht van ons zelfbewustzijn: we verwerven inzicht in onszelf en in de wereld en gaan op zoek naar de waarheid, naar een gedeelde visie of ideologie. Onze rede verlangt ten diepste eigenlijk naar absolute waarheid: een geheel van zekerheden dat alle twijfels en onzekerheden wegneemt.
Weinig of geen ‘waarheden’ zijn in de praktijk absoluut, omdat ze niet door alle mensen worden gedeeld. We merken bovendien dat de botsing van waarheden conflicten veroorzaakt tussen mensen, oorlogen tussen landen, conflicten tussen overtuigingen. Dat laatste begrip beperkt zich hoegenaamd niet tot godsdiensten. Elke visie rond levensovertuiging kan de bron zijn van conflict. Net zoals neutraliteit en objectiviteit niet bestaan in hun absolute vorm, zo geldt het ook voor waarheid.
Vertellen
Oorspronkelijk werd waarheid als wijsheid geformuleerd in verhalen. Deze waarheden werden mondeling doorgegeven. De verhalen hadden vaak een transcendentie als fundament: de relevantie werd door ‘de goden’ of ‘God’ gevalideerd.
De filosofie heeft deze kijk op waarheid voor het eerst in vraag gesteld. De mens trok het nadenken heel bewust terug naar zichzelf toe, weliswaar met ruimte voor godsdienst. Denk maar aan Plato’s Demiurg. Of aan Confucius, die zelf heeft gebeden en naar de hemel verwees.
Feiten onderzoeken
De wetenschap zet nog een stap verder en richt zich op feiten, zonder te steunen op verhalen of filosofische beschouwingen. Enkel waarnemingen en bewijzen leiden tot kennis. Empirische vaststellingen worden de bron van kennis, en logica het draagvlak om die kennis uit te breiden en inzicht te verwerven. Hoe is de aarde ontstaan? Hoe is de mens ontstaan? Waarom gaat de zon op in het oosten en onder in het westen?
Wetenschappelijke taal neemt de plaats in van symboliek en verhaalvormen. Hiermee wordt de ontmythologisering van kennis in gang gezet. Wat men niet weet, dat weet men nù nog niet, maar later misschien wel. Dit wetenschappelijk vooruitgangsoptimisme neemt de neiging weg om het onverklaarbare aan goden toe te willen schrijven. Ook de filosofie evolueert mee in deze menselijke zoektocht naar waarheid.
Waarheid en wetenschap zijn echter geen synoniemen van elkaar. Onze kennis is niet alomvattend, onze waarnemingen zijn beperkt en ons inzicht is altijd het tussentijdse resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Feiten leiden dus niet tot de absolute waarheid, maar tot een relatieve, situationele en onvolledige waarheid: de waarheid hier en nu, tot dusver, met onze huidige kennis en inzichten. Ze is immanent van aard en doet dus geen beroep op transcendentie om het onbekende uit te leggen.
Ons denkkader is beperkt omdat we als mensen beperkt zijn. We hebben voor de mathematica die veel van de wetenschap draagt zelfs uitgangspunten nodig of axioma’s. Beginselen die we moeten aannemen en niet bewijsbaar zijn. Ook de taal, het middel waarlangs we communiceren over kennis en inzicht, legt beperkingen op. Een weg naar absolute kennis en waarheid, zonder ruis en afleiding, is er niet. De wetenschappelijke waarheid van vandaag kan morgen, na een nieuwe ontdekking, een illusie blijken. Absolute waarheid vinden we niet zomaar in de wetenschap. Dat is een veel gemaakte fout.
Meningen
Al wordt soms de indruk gewekt dat we in een wetenschappelijke realiteit leven, de praktijk toont ons elke dag dat er naast feiten ook meningen bestaan. We hebben allemaal eigen meningen. Ze zijn individueel, soms heel erg verschillend van elkaar en worden gebaseerd op feiten, maar ook op veronderstellingen, aannames en onwaarheden. Ze zijn gekleurd door onze opvoeding en cultuur. Gebundeld vormen ze ons eigen essentiële denkkader.
Zelfs wanneer ze aansluit bij een traditie, blijft levensbeschouwing altijd een persoonlijke mening: “Zo zie ik het leven, zo zou de wereld moeten zijn.” Ze vormen de individuele visie, de eigen interpretatie van alles in ons en om ons heen. Als in deze context gesproken wordt over waarheid, dan gaat het altijd over een relationele waarheid: waarheid in relatie tot persoonlijke waarden en/of een Transcendentie (God).
Voorts is ieder uitgesproken standpunt over transcendentie – of het nu atheïsme, deïsme of theïsme betreft – altijd een mening, nooit een feit. Het is een beschouwing op transcendentie. Over wat wetenschappelijk niet waarneembaar is, kan de wetenschap geen uitspraken doen. Het is niet omdat iets niet empirisch waarneembaar is, dat het niet kan bestaan. Het enig zuiver-wetenschappelijke standpunt over transcendentie is dus agnosticisme. Letterlijk: “geen mening hierover”. En dat klopt, want meningen zijn niet feitelijk. Er wordt nog te vaak geconcludeerd dat atheïsme door de wetenschap wordt bevestigd.
Zinvol
Welke onze visie ook is, we zoeken gelijkdenkenden op. Daarbij stellen we algauw vast dat niemand volledig dezelfde visie heeft. We komen ook in contact met andersdenkenden. Meningen zijn individueel en daarom voelen we ons er heel persoonlijk mee verbonden. Wanneer in gesprekken onze mening niet wordt gerespecteerd of wordt afgekraakt door anderen, dan wekt dat intense emoties op. In een gepolariseerde samenleving, waar de klemtoon heel sterk ligt op verschillen en minder op een gedeeld draagvlak, is deze spanning voortdurend aanwezig. Vaak klinkt in dergelijke discussies weinig inhoud, maar vooral emotioneel geladen verdediging en tegenaanval.
Wat meningen betreft, en levensbeschouwing in het algemeen, wordt juist daarom beter zo zuinig mogelijk omgesprongen met het begrip waarheid en kan deze bovendien nooit verabsoluteerd worden. Ze is relationeel, wat haar waarde hoegenaamd niet wegneemt, maar in een relevante context plaatst. Een mening ‘is’ dus niet waar, maar kan wel waardevol zijn.
Bij meningen zijn constructieve definiërende adjectieven bijvoorbeeld: coherent, zinvol, inspirerend. Wie de levensvisie van een ander ‘dom’ noemt, ‘gezever’, of ‘belachelijk’, die doet eigenlijk vooral zichzelf oneer aan. Er is namelijk niets constructiefs aan het neerkijken op de visie van anderen. Toch is deze reflex gauw gemaakt, en werkelijk overal: op sociale media, in de dagelijkse omgang, maar even goed in hoogdravende uiteenzettingen.
Realiteit
Hoewel feiten en meningen in deze uiteenzetting tot dusver netjes van elkaar gefileerd worden, is de realiteit een voortdurend samenspel van de beide. Meningen zijn nooit neutraal. Neutraliteit is hooguit een streefdoel, nooit een realiteit. Niemand heeft immers ‘geen mening’, niemand ‘is neutraal’. Ook is onze taal nooit herleid tot wetenschappelijke uitdrukkingsvormen. In ons dagelijkse denken en spreken leeft er beeldtaal, symbooltaal, droomtaal, liefdestaal, noem maar op.
In de praktijk komen we dus voortdurend in contact met feiten én meningen, symboliek én logica. Allerlei spreek- en denkgenres lopen voortdurend door elkaar. In de verdediging van een mening worden bovendien ter overtuiging feiten bewust geselecteerd, soms zelfs verdraaid of uitgevonden. Het is een complex amalgaam, maar zo is de realiteit: er klinken altijd verschillende niveaus door elkaar. Niet iedereen kan even goed overweg met die veelheid en complexiteit. Het werkt polarisatie in de hand. Men klampt zich harder vast aan de eigen overtuiging en gaat zich harder verdedigen tegen andere standpunten.
Onderscheiden
Daarom is het bijzonder belangrijk dat we ons allen bewust zijn van het bestaan van feiten en meningen, en dat we ons de alertheid toeëigenen om ze telkens van elkaar te onderscheiden voor zover dat mogelijk is. Tevens behoeven we een alertheid voor desinformatie, zeker in deze tijden van sensatiehonger en ‘fake news’. We leven ook in een tijd van ‘orthologie’: wat aannemelijk klinkt of mooi gezegd is, wordt immers sneller voor waar aangenomen. Er wordt ook ingespeeld op onze goedgelovigheid: wie het luidst schreeuwt en onze diepe instincten aanspreekt, wordt helaas te vlug als geloofwaardig beschouwd.
De waarheid is, net als wij, onderweg. De valkuil bestaat in het veronderstellen dat waarheden soliede rotsen zijn (en dat wij ze beheersen of bezitten).
Relativisme is niet het antwoord op dit alles. Vaagheid en desinteresse kunnen ons verdoven. Als er opium voor het volk bestaat, dan ligt er in die vlucht misschien wel het grootste risico op bedwelming. Zelfbewust in het leven staan, goed geïnformeerd en constructief debatterend met anderen: daar ligt de meest krachtige voedingsbron voor je levensbeschouwing, je overtuiging, je persoonlijk spiritueel-existentieel denken, voelen en handelen. Dat komt je welzijn ten goede. Hierin kunnen we elkaar bewustmaken. Maar dan is waarheid een te vermijden term. Waarheid claimen op het vlak van meningen en visies leidt tot een imaginaire hiërarchie in visies. Een visie is hooguit beter voor jezelf, niet zomaar vanzelfsprekend voor een ander.