dinsdag 28 oktober 2025

Rouw en verlies: de onmacht bij 'iets in ons'

Rouw en verlies horen bij het leven, bij ieders bestaan. Wanneer iemand ons ontvalt die belangrijk is geweest in ons leven, dan zit de pijn onder onze huid. Niet tastbaar weliswaar, niet aanwijsbaar,  en voor iedereen anders. Verlies zet ons aan het denken: over ons leven, over het bestaan, over de zin of de onzin van alles. Rouw is niet per definitie psychologisch, niet filosofisch, niet theologisch. Dat zijn slechts perspectieven op rouw, manieren om ernaar te kijken. Want wanneer diepe rouw voor het eerst of opnieuw in ons bestaan binnenkomt, dan omvat die alle aspecten van het bestaan. Wat hier volgt, is een beschouwing op rouwen, geschreven vanuit een filosofisch-existentieel perspectief.

Ongrijpbaar

Wanneer iemand overleden is die je heel dierbaar is, dan ervaar je een mengelmoes van gedachten en emoties: verdriet, woede, onbegrip, eenzaamheid… Het gevoel van afgesneden te zijn van die persoon, doet pijn. Het vraagt tijd eer dat gevoel wat minder allesbepalend wordt. Hoe ondraaglijk de pijn is, hoe lang die pijn tot op de voorgrond doordringt en in hoeverre ze ooit vermindert, is heel persoonlijk. Er staat geen maat op pijn en verdriet. Niemand rouwt volgens een schema of planning. 

Stappenplannen kunnen een hulpmiddel zijn, maar ze bepalen de individuele rouw niet. Rouw heeft zoveel facetten, en een model vertrekt steeds vanuit een bepaald perspectief. De fasen in rouw, die Elisabeth Kübler-Ross uitwerkte, en de dualiteit in rouw, die Margaret Stroebe en Henk Schut onder de aandacht hebben gebracht, kunnen ons vast en zeker inzicht geven in rouw in het algemeen. En Uus Knops wijst ons op de kracht van het aanvaarden en het delen van verdriet in woorden en symbolen.

Toch wordt rouw vooral ervaren als iets in je: niet vast te grijpen, niet te beheersen, niet te bedwingen. ‘Het rouwt’ in je, zegt Christine Vandenhole terecht. Die rouw valt niet samen met jou als persoon. Het lijkt wel een deel van je te zijn geworden. Je kunt die rouw ook niet zomaar vergelijken met de rouw van anderen. Intense rouw is iets dat op zichzelf verandert en dat jou daarbij ook transformeert: er is heel vaak een ‘voor’ en een ‘vanaf’. Over een ‘na’ kunnen we moeilijk spreken. Wanneer heb je het verlies van een essentieel persoon in je leven volledig verwerkt en ligt het compleet achter je?

Voorbij de sterkte

Rouw hoéft geen taboe te zijn. We leven in een samenleving die de klemtoon legt op perfectie, op prestatie, op welvaart. Rouw kan in die context als een teken van zwakte worden beschouwd. Helaas, want het is een absurditeit te veronderstellen dat je altijd sterk moet en zult zijn. Al te vaak worden lege boutades op mensen in rouw afgevuurd: “straks wordt het beter”, “je moet er even doorheen”, “kop op”… Ze getuigen van een onvermogen om verdriet te beluisteren en onmacht te accepteren. 

“Wat moet ik zeggen?”, denkt men vaak onzeker en gejaagd wanneer men bij iemand langsgaat die rouwt. Het antwoord luidt: heel weinig. Luister naar het verhaal van de ander, maak tijd, laat de stilte toe en de emoties. Er hoeft niet op alles een antwoord te zijn. Schuif een bezoekje vooral niet voor je uit omdat jij je ongemakkelijk voelt. De ander voelt zich in veel gevallen een stuk beroerder. Het is juist heel betekenisvol om het verlies en de gevoelens die het opwekt op de voorgrond toe te laten, kort na het verlies, maar ook daarna. Wat is het toch met ons, Westerlingen, dat we ons ongemakkelijk voelen bij emoties? En vanwaar die veronderstelling dat wij altijd iets moeten doén om het verdriet op te lossen? Op de meeste diepe zaken in het leven hebben we amper vat.

Herinneren

Verlies vraagt om tekens, symbolen, woorden. Door stil te staan bij herinneringen onder de vorm van tastbare dingen en mooie gedachten, geef je jezelf de kans om actief te rouwen. Er kunnen bijzondere momenten uitgekozen worden om persoonlijk bij de overledene stil te staan of om herinneren te delen door samen te komen. Dat wil niet zeggen dat rouwen steeds een droeve gebeurtenis hoeft te zijn. 

Het wil ook niet zeggen dat je jezelf moet dwingen om te rouwen. Er zullen meer actieve rouwperiodes voorkomen en eerder kalme periodes, waar er meer ruimte is voor de buitenwereld en voor andere gedachten. Mensen lopen soms onterecht met een schuldgevoel rond, omdat ze vrezen dat ze dan niet genoeg respect opbrengen voor de overledene door aangename momenten te beleven los van de rouw. Terwijl die momenten je juist adem geven om verder te gaan in je rouw. 

Geen oplossingen

We denken graag oplossingsgericht. Maar verlies is nooit ‘af’. Het beeld dat het een wonde zou zijn die door de tijd kan worden genezen, draagt evenmin bij aan een rouwverwerking. De tijd op zich heelt helemaal niets. Rouw zou nooit ervaren mogen worden als een ‘last’ die verborgen moet worden voor jezelf en voor anderen. Hoe harder we onze emoties onderdrukken, hoe sterker ze zullen opborrelen. We hoeven niet te baden in verdriet. Wel is het belangrijk om in contact te blijven met onze gevoelens en gedachten. 

Door het herinneren van mooie kwaliteiten van de overledene – passies, sterke gedachten en uitspraken, typische eigenheden – kan rouw soms met een glimlach gepaard gaan. Door herinneringen te koesteren – niet op een dwangmatige manier, maar vooral dankbaar ontvangend – leeft die ander verder in jouw gedachten, in je bestaan. Het delen van dat gevoel kan heel bijzonder zijn. Sommige herinneringen zullen vervagen. Dat betekent niet dat je niet erkentelijk bent voor de overledene. 

De essentie hou je bij: dat wat die persoon voor jou heeft betekent, hoe bijzonder zij of hij wel was. Ook de kleine kantjes van die persoon mogen een plek krijgen in onze herinnering. We herinneren een mens, geen ideaalbeeld. En een mens is mooi zoals zij of hij is (geweest)...


Literatuur:

KEIRSE, Manu, Helpen bij verlies en verdriet. Een gids voor het gezin en de hulpverlener, Uitgeverij Lannoo, 2017, 288 pagina's.

KNOPS, Uus, Casper. Een rouwboek, Uitgeverij Borgerhoff en Lamberigts, 2022, 192 pagina's. 

KNOPS, Uus, Hoe zware dagen dragen, Uitgeverij Borghoff en Lamberigts, 2024, 200 pagina's. (Uus Knops in gesprek met Dirk De Wachter, Stef Bos, Annelies Verlinden, Lieve Blancquaert en anderen op zoek naar inspiratie bij zwaarmoedigheid)

KÜBLER-ROSS, Elisabeth & KESSLER, David, Over rouw. De helende kracht van de vijf stadia van rouwverwerking, Uitgeverij Ambo/Anthos, 2024, 272 pagina's.

VANDENHOLE, Christine, Het rouwt in jou, Uitgeverij Lannoo, 2019, 192 pagina's.

VERHELST, Peter, Voor het vergeten, Uitgeverij De bezige bij, 2018, 336 pagina's. (roman over de angst om herinneringen los te laten)

WORDEN, William J., Grief Counseling and Grief Therapy. A Handbook for the Mental Health Practitioner, Uitgeverij Springer Publishing Company, 2009, 328 pagina's.

vrijdag 14 februari 2025

Levensbeschouwing: de valkuil van waarheidsdenken

“Je wil de waarheid niet onder ogen zien”, lees je soms op sociale media. En: “Je bent gewoon bang voor de echte waarheid.” Waarheid is een term die veel ter sprake komt. Het is eigenlijk een zoektocht van alle tijden, een vrucht van ons zelfbewustzijn: we verwerven inzicht in onszelf en in de wereld en gaan op zoek naar de waarheid, naar een gedeelde visie of ideologie. Onze rede verlangt ten diepste eigenlijk naar absolute waarheid: een geheel van zekerheden dat alle twijfels en onzekerheden wegneemt.  

Weinig of geen ‘waarheden’ zijn in de praktijk absoluut, omdat ze niet door alle mensen worden gedeeld. We merken bovendien dat de botsing van waarheden conflicten veroorzaakt tussen mensen, oorlogen tussen landen, conflicten tussen overtuigingen. Dat laatste begrip beperkt zich hoegenaamd niet tot godsdiensten. Elke visie rond levensovertuiging kan de bron zijn van conflict. Net zoals neutraliteit en objectiviteit niet bestaan in hun absolute vorm, zo geldt het ook voor waarheid.

Vertellen

Oorspronkelijk werd waarheid als wijsheid geformuleerd in verhalen. Deze waarheden werden mondeling doorgegeven. De verhalen hadden vaak een transcendentie als fundament: de relevantie werd door ‘de goden’ of ‘God’ gevalideerd. 

De filosofie heeft deze kijk op waarheid voor het eerst in vraag gesteld. De mens trok het nadenken heel bewust terug naar zichzelf toe, weliswaar met ruimte voor godsdienst. Denk maar aan Plato’s Demiurg. Of aan Confucius, die zelf heeft gebeden en naar de hemel verwees.

Feiten onderzoeken

De wetenschap zet nog een stap verder en richt zich op feiten, zonder te steunen op verhalen of filosofische beschouwingen. Enkel waarnemingen en bewijzen leiden tot kennis. Empirische vaststellingen worden de bron van kennis, en logica het draagvlak om  die kennis uit te breiden en inzicht te verwerven. Hoe is de aarde ontstaan? Hoe is de mens ontstaan? Waarom gaat de zon op in het oosten en onder in het westen?

Wetenschappelijke taal neemt de plaats in van symboliek en verhaalvormen. Hiermee wordt de ontmythologisering van kennis in gang gezet. Wat men niet weet, dat weet men nù nog niet, maar later misschien wel. Dit wetenschappelijk vooruitgangsoptimisme neemt de neiging weg om het onverklaarbare aan goden toe te willen schrijven. Ook de filosofie evolueert mee in deze menselijke zoektocht naar waarheid.

Waarheid en wetenschap zijn echter geen synoniemen van elkaar. Onze kennis is niet alomvattend, onze waarnemingen zijn beperkt en ons inzicht is altijd het tussentijdse resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Feiten leiden dus niet tot de absolute waarheid, maar tot een relatieve, situationele en onvolledige waarheid: de waarheid hier en nu, tot dusver, met onze huidige kennis en inzichten. Ze is immanent van aard en doet dus geen beroep op transcendentie om het onbekende uit te leggen.

Ons denkkader is beperkt omdat we als mensen beperkt zijn. We hebben voor de mathematica die veel van de wetenschap draagt zelfs uitgangspunten nodig of axioma’s. Beginselen die we moeten aannemen en niet bewijsbaar zijn. Ook de taal, het middel waarlangs we communiceren over kennis en inzicht, legt beperkingen op. Een weg naar absolute kennis en waarheid, zonder ruis en afleiding, is er niet. De wetenschappelijke waarheid van vandaag kan morgen, na een nieuwe ontdekking, een illusie blijken. Absolute waarheid vinden we niet zomaar in de wetenschap. Dat is een veel gemaakte fout.

Meningen

Al wordt soms de indruk gewekt dat we in een wetenschappelijke realiteit leven, de praktijk toont ons elke dag dat er naast feiten ook meningen bestaan. We hebben allemaal eigen meningen. Ze zijn individueel, soms heel erg verschillend van elkaar en worden gebaseerd op feiten, maar ook op veronderstellingen, aannames en onwaarheden. Ze zijn gekleurd door onze opvoeding en cultuur. Gebundeld vormen ze ons eigen essentiële denkkader. 

Zelfs wanneer ze aansluit bij een traditie, blijft levensbeschouwing altijd een persoonlijke mening: “Zo zie ik het leven, zo zou de wereld moeten zijn.” Ze vormen de individuele visie, de eigen interpretatie van alles in ons en om ons heen. Als in deze context gesproken wordt over waarheid, dan gaat het altijd over een relationele waarheid: waarheid in relatie tot persoonlijke waarden en/of een Transcendentie (God). 

Voorts is ieder uitgesproken standpunt over transcendentie – of het nu atheïsme, deïsme of theïsme betreft – altijd een mening, nooit een feit. Het is een beschouwing op transcendentie. Over wat wetenschappelijk niet waarneembaar is, kan de wetenschap geen uitspraken doen. Het is niet omdat iets niet empirisch waarneembaar is, dat het niet kan bestaan. Het enig zuiver-wetenschappelijke standpunt over transcendentie is dus agnosticisme. Letterlijk: “geen mening hierover”. En dat klopt, want meningen zijn niet feitelijk. Er wordt nog te vaak geconcludeerd dat atheïsme door de wetenschap wordt bevestigd.

Zinvol

Welke onze visie ook is, we zoeken gelijkdenkenden op. Daarbij stellen we algauw vast dat niemand volledig dezelfde visie heeft. We komen ook in contact met andersdenkenden. Meningen zijn individueel en daarom voelen we ons er heel persoonlijk mee verbonden. Wanneer in gesprekken onze mening niet wordt gerespecteerd of wordt afgekraakt door anderen, dan wekt dat intense emoties op. In een gepolariseerde samenleving, waar de klemtoon heel sterk ligt op verschillen en minder op een gedeeld draagvlak, is deze spanning voortdurend aanwezig. Vaak klinkt in dergelijke discussies weinig inhoud, maar vooral emotioneel geladen verdediging en tegenaanval. 

Wat meningen betreft, en levensbeschouwing in het algemeen, wordt juist daarom beter zo zuinig mogelijk omgesprongen met het begrip waarheid en kan deze bovendien nooit verabsoluteerd worden. Ze is relationeel, wat haar waarde hoegenaamd niet wegneemt, maar in een relevante context plaatst. Een mening ‘is’ dus niet waar, maar kan wel waardevol zijn.

Bij meningen zijn constructieve definiërende adjectieven bijvoorbeeld: coherent, zinvol, inspirerend. Wie de levensvisie van een ander ‘dom’ noemt, ‘gezever’, of ‘belachelijk’, die doet eigenlijk vooral zichzelf oneer aan. Er is namelijk niets constructiefs aan het neerkijken op de visie van anderen. Toch is deze reflex gauw gemaakt, en werkelijk overal: op sociale media, in de dagelijkse omgang, maar even goed in hoogdravende uiteenzettingen.

Realiteit

Hoewel feiten en meningen in deze uiteenzetting tot dusver netjes van elkaar gefileerd worden, is de realiteit een voortdurend samenspel van de beide. Meningen zijn nooit neutraal. Neutraliteit is hooguit een streefdoel, nooit een realiteit. Niemand heeft immers ‘geen mening’, niemand ‘is neutraal’. Ook is onze taal nooit herleid tot wetenschappelijke uitdrukkingsvormen. In ons dagelijkse denken en spreken leeft er beeldtaal, symbooltaal, droomtaal, liefdestaal, noem maar op. 

In de praktijk komen we dus voortdurend in contact met feiten én meningen, symboliek én logica. Allerlei spreek- en denkgenres lopen voortdurend door elkaar. In de verdediging van een mening worden bovendien ter overtuiging feiten bewust geselecteerd, soms zelfs verdraaid of uitgevonden. Het is een complex amalgaam, maar zo is de realiteit: er klinken altijd verschillende niveaus door elkaar. Niet iedereen kan even goed overweg met die veelheid en complexiteit. Het werkt polarisatie in de hand. Men klampt zich harder vast aan de eigen overtuiging en gaat zich harder verdedigen tegen andere standpunten.

Onderscheiden

Daarom is het bijzonder belangrijk dat we ons allen bewust zijn van het bestaan van feiten en meningen, en dat we ons de alertheid toeëigenen om ze telkens van elkaar te onderscheiden voor zover dat mogelijk is. Tevens behoeven we een alertheid voor desinformatie, zeker in deze tijden van sensatiehonger en ‘fake news’. We leven ook in een tijd van ‘orthologie’: wat aannemelijk klinkt of mooi gezegd is, wordt immers sneller voor waar aangenomen. Er wordt ook ingespeeld op onze goedgelovigheid: wie het luidst schreeuwt en onze diepe instincten aanspreekt, wordt helaas te vlug als geloofwaardig beschouwd. 

De waarheid is, net als wij, onderweg. De valkuil bestaat in het veronderstellen dat waarheden soliede rotsen zijn (en dat wij ze beheersen of bezitten).

Relativisme is niet het antwoord op dit alles. Vaagheid en desinteresse kunnen ons verdoven. Als er opium voor het volk bestaat, dan ligt er in die vlucht misschien wel het grootste risico op bedwelming. Zelfbewust in het leven staan, goed geïnformeerd en constructief debatterend met anderen: daar ligt de meest krachtige voedingsbron voor je levensbeschouwing, je overtuiging, je persoonlijk spiritueel-existentieel denken, voelen en handelen. Dat komt je welzijn ten goede. Hierin kunnen we elkaar bewustmaken. Maar dan is waarheid een te vermijden term. Waarheid claimen op het vlak van meningen en visies leidt tot een imaginaire hiërarchie in visies. Een visie is hooguit beter voor jezelf, niet zomaar vanzelfsprekend voor een ander. 

donderdag 31 oktober 2024

De patiënt als volwaardige persoon in de zorg: (2) enkele basisprincipes en hulpmiddelen voor waardering

In de zorg ontstaat een buitengewone interactie. Het is belangrijk dat we ons daar iedere dag bewust van zijn en blijven. Wanneer iemand zorg draagt voor een medemens in de context van een ziekenhuis of zorginstelling wordt er meteen een hele context opgeroepen, die zelden expliciet benoemd wordt. Hoewel die context veel verschijningsvormen kan aannemen, ontwikkelt zich spontaan toch een omgeving van geven en ontvangen tussen een professioneel zorgverlener en patiënt of bewoner, en ook tussen zorgverleners onderling. Er is nog veel bewegingsmogelijkheid. De finesse van zorg ligt in de invulling van de concrete zorgrelatie. Daartoe worden in dit tweede luik over waardevolle bejegening enkele basisprincipes, hulpmiddelen en houdingen uitgewerkt.

Waarde

De ander in zijn waarde laten, de ander bevestigen in zijn of haar waarde, dat is waarderen. Waardering kan heel waardevol zijn in de zorg. Dat kan tot uiting komen door duidelijk te maken dat je er bent voor de patiënt, door dat expliciet te benoemen. 

Door aandacht te schenken aan de patiënt of bewoner, als zorgbehoevende, maar ruimer ook als mens, bevestig je de diepste betekenis van zorg: vanuit een oprechte bekommernis voor de ander hulp en ondersteuning bieden waar de zelfredzaamheid eindigt met het oog op de algemene gezondheid. Welnu, die gezondheid hangt nauw samen met het algemeen welbevinden. De holistische mensvisie is een nuttige en zinvolle benaderingswijze, die de aandacht ook vestigt op eventuele psychische, sociale en existentiële probleemvelden. Die holistische visie krijgt al vorm bij een grondige anamnese. We denken daarbij aan de elf gezondheidspatronen van Marjory Gordon. Dit is dus geen nieuwerwetse theorie, maar een bewustmaking van wat van blijvend belang is: en zorgvrager wil zich begrepen voelen, veilig en gewaardeerd.

De mens gastvrij ontmoeten, zoals hij of zij is, maakt de weg vrij voor respect en waardering. Waardering creëert een open houding. "Jij mag er zijn, jij telt mee, jij hebt betekenis, ook hier in het ziekenhuis." Wanneer geen waardering aanwezig is in de benadering van de ander, ontstaat ver-ont-waardiging: een wrang en onaangenaam gevoel. De patiënt voelt zich genegeerd, onbelangrijk, overbodig en storend. Een negatieve zorgomgeving is nefast voor de zorgverlener en de zorgvrager. Eigen aan waardering is de wederkerigheid. Wanneer de patiënt een zorgverlener niet waardeert, wordt het evenzeer moeilijk om een goede zorgomgeving te creëren. Dergelijke patronen worden daarom beter doorbroken door ze te benoemen en om te buigen. Allen hebben we hierin een verantwoordelijkheid.

Enkele basisprincipes

Het allereerste basisprincipe voor menswaardige zorg is respect. Zonder een fundamentele grondhouding van respect voor de ander is de zorg onoprecht. Hulp bieden aan iemand die ontkend wordt in zijn diepste waarde, is een herleiding van zorg tot louter techniek. Een dialoog zonder respect is geen dialoog meer. Een zorgrelatie zonder respect neemt de grond weg van onder de roeping tot zorg: de menselijkheid. 

Een zorgverlener wordt dus uitgedaagd om vooroordelen zoveel mogelijk in de kiem te smoren. Vooroordelen staan respect in de weg. Dat geldt trouwens ook voor superioriteitsgevoelens en cynisme. Vaak is dat schild dat de zorgverlener zich heeft toegeëigend een bescherming om niet gekwetst te worden. Evenzeer kan dit schild bestaan bij een patiënt. Er is echter geen ruimte voor stoerheid in de zorg. Zorg begint bij het erkennen van de kwetsbaarheid. Indien nodig is hieromtrent een goed, constructief gesprek op zijn plaats. Herleid een patiënt nooit tot een uitspraak, karaktertrek of gehoorde omschrijving. Neem hem of haar altijd ernstig.

Een tweede basisprincipe is de afgewogen balans tussen afstand en nabijheid. In de zorg kom je als zorgverlener binnen in de persoonlijke sfeer van een patiënt. Dat is een bijzonder gevoelige omgeving. De uitdaging voor een patiënt bestaat er in om zich open te kunnen stellen voor de eigen kwetsbaarheid en om grenzen te durven aangeven daarbinnen. En de zorgverlener heeft te allen tijde de taak om de professionele voelsprieten aan te wenden en gewaar te zijn waar de grenzen liggen voor iemand. Dat is een uiterst persoonlijke kwestie. Daarom moet je jezelf als zorgverlener oefenen in het schakelen tussen patiënten door.

Het derde basisprincipe voor goede zorg is samen te vatten in het wederkerigheidsprincipe: "Doe wat je zelf zou willen dat men voor jou doet". Zorg voor iedere patiënt als was het je eigen ouder, je eigen kind, of jezelf. Ieder mensenleven is kostbaar. Daarom is onze zorg zo gespecialiseerd. Die gedrevenheid om de mens een zo comfortabel en zo gezond mogelijk leven te gunnen is bijgevolg ook zeker gewenst in ons concreet zorgend handelen aan bed. Zorgen is doen wat je kan voor die persoon die aan jou is toevertrouwd.

"Denk zelf na." Dit vierde basisprincipe kan misschien wat vreemd ogen in de opsomming, maar het is werkelijk onmisbaar in goede zorg. Het appelleert op de persoonlijke professionaliteit van de zorgverlener. Laat je dus niet meetrekken door hokjesdenken. Mensen horen immers niet in hokjes thuis, ze zijn allen het unieke resultaat van een individuele levenswandel tot dusver. Er wordt tekort gedaan aan de mens wanneer enkel losse kernwoorden de omschrijving bepalen. Niemand valt samen met steekwoorden. Zorg dat je als zorgverlener ook niet toegeeft aan de negatieve verleiding om je te identificeren met steekwoorden die aan jou worden toegeschreven, door patiënten, bewoners, naasten of collega's. Een patiënt is nooit een cliché, wil het zelf ook nooit worden. 

Een vijfde en laatste basisprincipe sluit enigszins aan bij het vorige: er bestaan (bijna) geen lastige patiënten. Destructief en negatief gedrag is vaak een uiting van frustratie. De uitdaging bestaat erin om een patiënt of bewoner de kans te geven om zijn of haar frustratie te verwoorden en er constructief mee aan de slag te gaan. Moeilijk gedrag is geen stempel, geen vaststelling, maar het begin van een wederzijds proces van samen gedragen communicatie tussen een zorgvrager en een zorgverlener. Als een bron van ergernis zou een patiënt of bewoner eigenlijk nooit omschreven mogen worden in de zorg.

Met deze vijf basisprincipes is niet alles gezegd op existentieel niveau binnen de zorg. Ze willen vooral een aanzet zijn tot positieve, persoonlijke dynamiek tussen zorgverleners en zorgvragers. Zonder het existentieel niveau is de zorg uiteindelijk onvolledig en onvoldoende mensnabij.

Zinvolle hulpmiddelen

Veel staat of valt met goede communicatie. Het is een essentiële professionele vaardigheid voor iedereen in de zorg. Een positieve houding vertrekt vanuit open communicatie. Dat is een cruciaal hulpmiddel in de waardevolle bejegening van een patiënt of bewoner. Conflicten kunnen besproken worden door uit de waan van gelijk of ongelijk te stappen. In de wereld van meningen bestaat er immers geen juist of verkeerd. Communicatie vanuit evenwaardigheid zorgt voor drukreductie. In de zorg ontmoeten we elkaar en kunnen we op zoek gaan naar een leefbare en werkbare consensus. Dan is iedereen actief betrokken en wordt niemand het zwijgen opgelegd. Actieve deelname bevordert het verantwoordelijkheidsgevoel en het participatiegevoel. 

Spanning ontstaat vaak uit andere spanning. Het werkt contaminerend. Wie bij aanvang van de werkdag in een negatieve sfeer binnenkomt, pikt die negatieve signalen op. Zo ontstaat een bromtoon: een negatief geladen geluid doorheen de dag en over de dagen heen. Het is iets waar we ons beter bewust van zijn: wij bepalen mee de sfeer van vandaag en van morgen. Stress en vermoeidheid mogen niet onderschat worden. In de zorg is de werkdruk hoog en wordt veel verantwoordelijkheid opgenomen. Geef daarom woorden aan de beide kanten van je ervaringsspectrum: zowel het positieve als het negatieve, en wees je bewust van de beide. Aandacht voor emotioneel evenwicht is een bijzonder krachtdadig hulpmiddel op de werkvloer. Breng ook je collega's mee in balans: benoem elkaars talenten en prestaties. Iedereen beleeft deugd aan een blije begroeting, een schouderklopje. Ook patiënten en bewoners hebben er alle baat bij om een complimentje te krijgen. Mensen laden zich niet op aan negativiteit, maar aan de kleine (en grote) gelukjes. De negativiteit blijft echter wel beter aan ons kleven en gaat vanzelf aan ons parasiteren. Laten we daar aandachtig voor zijn. En laten we luisteren naar elkaar, oor hebben voor elkaar, elkaar opbeuren en het positieve benoemen. Verder is het ook van groot belang om gehoord te worden, ook door verantwoordelijken, en ook positieve kritiek van hen te ontvangen. We komen uit een cultuur van weinig woorden, gericht op een ideaal, een cultuur die het negatieve benoemt en bestraft en die het positieve als vanzelfsprekend beschouwt. Dat kan anders en beter.

Er schuilt een afstompende factor in slijtage door gewoonte. Mensen houden van gewoonte: dan brengen kennis en ervaring een gevoel van veiligheid. Teveel verandering is inderdaad een bron van onzekerheid. Te lang gedijen in hetzelfde kan echter leiden tot roestgedrag. In dat geval stel je jezelf niet meer in vraag, en doe je wat je doet omdat je het altijd zo hebt gedaan. Verandering is dus verrassend genoeg ook een hulpmiddel: het brengt nieuwe inzichten, het verbreedt ervaring en expertise en hoeft dus absoluut niet angstwekkend te zijn. Verandering verrijkt en versterkt je als zorgverlener. Je kan groeien in je carrière, zeker ook als mens.

In de zorg zijn er veel druktefactoren: tijdsdruk, fysiek werk, planning, registratie, sterke emoties, multitasking... Veel taaklijnen lopen door elkaar heen. Daarom is het belangrijk om voor balans te zorgen op mentaal en existentieel vlak en bewust rustpunten te zoeken die voor jou persoonlijk werken: manieren om je eigen emotionele spanning los te kunnen laten en om de kleine en grote levensvragen te exploreren. Zo kan je constructiever en zelfbewuster in het leven staan. Het vergt wel planning en doorzetting. Maar zelfzorg is een deel van je opdracht, want wie onvoldoende zorgt voor zichzelf kan onmogelijk goed zorg dragen voor een ander. Daarmee is een vierde en laatste hulpmiddel onder de aandacht gebracht. 

Waardevolle houdingen

Wie gematigd-positief in het leven staat, presteert het beste op professioneel vlak: dan is er ruimte voor verandering, openheid voor dynamiek en interesse in de toekomst. In de zorg is je existentieel glas bij voorkeur iets meer dan halfvol: wie zin en betekenis vindt in het leven heeft ook zin in het leven. Dat weerspiegelt zich ook op professioneel vlak. Je loopt minder kans om te verdrinken in grote idealen en losse ideeën, maar je zal pessimisme ook niet zomaar kopiëren. In evenwicht verwacht je geen idylle maar ook geen bevestiging van doemdenken: je vertrekt vanuit een zelfbewuste optimistische en tegelijk kritische grondhouding. Dan heb je een breder, stabieler draagvlak en ben je ook ontvankelijker om te genieten van de mooie momenten, en deze te koesteren. Maak voor jezelf de balans op: ben je een optimist of eerder een pessimist? Welke waarden en idealen kunnen bijdragen aan een positievere levenshouding? Hoe kan je daar concreet in investeren? Existentiële zelfzorg bestaat uit bewustwording én regelmatige opvolging. Maak daar tijd voor.

Een gedreven zorgverlener gedijt op een leergierige geest. De wil om bij te leren is een teken van werklust, van actief en dynamisch in je beroep staan. Noem het gerust beroepsfierheid. Wanneer je blijft meegroeien in je werk, geniet je meer. En dat kan een hele carrière lang. Leeftijd mag dus nooit een beperkende factor zijn, integendeel. Je bent een onmisbare verrijking op de werkvloer omwille van je ervaring.

Een belangrijke graadmeter van je professioneel welzijn is de mate waarin je verbonden blijft met je diepste gedrevenheid om voor mensen te zorgen. Werken in de zorg mag terecht een moderne roeping genoemd worden. Je wil dat absoluut doen. Voorbij je eerste naïviteit merk je dat je die gedrevenheid niet verliest, maar dat ze met je meegroeit doorheen je loopbaan en je volwassen leven. Hou de vlam van je idealistisch vuur brandend, maar hou het tegelijk ook binnen realistische proporties. Zo verlies je de verbinding niet met je diepste drijfveer om in de zorg te werken en houd je de vele verrassende en deugddoende ervaringen bij die je daarin bevestigen, telkens weer. Ze vormen een stevige paraplu tegen de buien van twijfel en tegenslag.

Wees je bewust van het feit dat je functioneert in een groter geheel. Denk organisch, niet zwartwit. Weet dat jouw mening niet de enige is en accepteer dat beslissingen dus geen kopie zijn van wat jij vindt. Dat kan immers niet. Wanneer je botst met een beslissing, geef daar dan woorden aan, maar laat jezelf ook toe om de visie en optiek achter de genomen beslissing te overdenken. Wees daar niet enggeestig in, vul het niet enkel in vanuit jouw perspectief. Meningen zijn zelden helemaal goed of helemaal verkeerd, in het leven en ook in de zorg. Het zijn afwegingen die vorm krijgen in een consensus. Dat betekent toegevingen doen, ook aan principes die je zorgvreemd vindt, zoals betaalbaarheid bijvoorbeeld. We leven in een samenleving die ego en polemiek sterk voedt. In de zorg leveren ze weinig positieve bijdrage. Organisch denken en spreken - dus niet strikt afgelijnd, niet ja-neegericht en niet beperkt tot je eigen denkkader - opent deuren in samenwerking. Dat je genuanceerd denkt, wil helemaal niet zeggen dat je mak bent. Dat is een simplistisch oordeel vanuit het zwart-witdenken.

En daarmee zijn enkele belangrijke basisprincipes, hulpmiddelen en houdingen uitgewerkt die je hopelijk persoonlijk op weg zetten naar meer openheid, naar nieuwe kansen en mogelijkheden. Bewust waarde hechten aan de zorgvrager en aan de zorgverlener en die waardering ook tot uiting brengen, zorgt voor een mensnabij zorgklimaat. Daarin mogen we elkaar dragen: ook dat maakt deel uit van zorgen.


Enkele leestips bij deze twee bijdragen:

BARNHOORN, Pieter, Professionaliteit in de zorg. Reflecteren op je professie, Bohn Stafleu van Loghum, 2021, 264 pagina's.

BOSCH Erik, Bejegening in de zorg. Respectvol omgaan met cliënten, Uitgeverij Boom/Nelissen, 1998, 157 pagina's. 

BOSCH Erik, Waar bemoei je je mee, Zorgvuldig omgaan met morele dilemma's in de zorg, Uitgeverij Boom/Nelissen, 2002, 135 pagina's.

BUNTINX, Jasmine, Doe in het wel goed als zorgverlener?, Uitgeverij Lannoo Campus, 2024, 182 pagina's.

GORDON, Marjory, Handleiding verpleegkundige diagnostiek, Uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum, 2017 (herziene uitgave), 643 pagina's.

JOCHEMSEN, H., Zinervaring in de zorg. Over de betekenis van spiritualiteit in de gezondheidszorg, Uitgeverij Van Gorcum, 2007, 92 pagina's.

LIEFBROER, Anke, Interlevensbeschouwelijke geestelijke verzorging. Theorie en casuïstiek, Uitgeverij Eburon, 2024, 272 pagina's. (Geestelijke verzorging noemen wij in Vlaanderen spirituele en existentiële zorg, dus niet te verwarren met psychiatrische zorg en psychische ondersteuning)

RÖSSLER, Beate, Autonomie, Uitgeverij Boom, 2018, 384 pagina's.

VANDERDONCK & SABBE, Zorg dragen vanuit dialoog en verbinding. Over waardevol praten, keuzes maken en veerkracht, Uitgeverij Lannoo Campus, 2024, 160 pagina's.

VAN LEEUWEN, Richard, Verpleegkundige zorg en spiritualiteit. Professionele aandacht voor levensbeschouwing, religie en zingeving, Uitgeverij Boom Lemma, 2005, 152 pagina's.

donderdag 24 oktober 2024

De patiënt als volwaardige persoon in de zorg: (1) de kunst van de bejegening

In de zorg ontstaat een buitengewone interactie. Het is belangrijk dat we ons daar iedere dag bewust van zijn en blijven. Wanneer iemand zorg draagt voor een medemens in de context van een ziekenhuis of zorginstelling wordt er meteen een hele context opgeroepen, die zelden expliciet benoemd wordt. Hoewel die context veel verschijningsvormen kan aannemen, ontwikkelt zich spontaan toch een omgeving van geven en ontvangen tussen een professioneel zorgverlener en patiënt of bewoner. Er is echter nog veel bewegingsmogelijkheid daarbinnen. De finesse van zorg ligt in de invulling van de concrete zorgrelatie. 

Deze bijdrage is een eerste van twee teksten over bejegening en waardering van patiënten. Ze vormen geen afgesloten theorie, maar willen een aansporende aanzet zijn met basisgedachten rond professionele en zelfkritische benadering van patiënten in de zorg. Een algemeen kader komt vooral in deze eerste tekst aan bod. Twee fictieve voorbeelden trekken de problematiek open. In de volgende bijdrage worden enkele basisprincipes uitgewerkt en hulpmiddelen aangereikt.

Buitengewoon

De technische capaciteiten van een zorgverlener zijn essentieel, daar twijfelt niemand aan. De professioneel-relationele kennis en praktijk verdienen evenveel aandacht. Een toxische verhouding tussen zorgverlener en patiënt kan de therapie immers evengoed schaden als onzorgvuldig technisch handelen. 

Dat is een krasse uitspraak - toegegeven - maar ze is waar. Wanneer een patiënt zich niet gehoord voelt, niet ernstig genomen, dan ontstaat er aanvullend leed: een ervaring van zinloosheid. Juist omwille van de uitdagingen op lichamelijk of psychisch vlak, is het net des te belangrijker om constructief te investeren in het existentieel welzijn van patiënten.

Een fictieve zorgsituatie. Stel: André, 80 jaar, zit te huilen in zijn zetel. Hij brak zijn schouder en bezeerde zijn knie onlangs bij een val van zijn fiets. Zijn echtgenote overleed twee maanden geleden. Hij heeft het moeilijk. Een verpleegkundige komt binnen. "Je zit toch niet te wenen om in je bed te mogen liggen, mag ik hopen? Je moet drie uur opzitten van de dokter. Nog twee uur te gaan!" "Ik heb zoveel pijn, meneer", klaagt André. "Dat weten we. Iedereen weet het. Telkens als we je moeten verplaatsen roep je de hele gang bij elkaar", antwoordt de verpleegkundige. "Ja, omdat het zoveel pijn doet", verdedigt André zich. "Er zijn meer mensen met pijn, André. Gelukkig roepen ze niet allemaal zoals jij", reageert de verpleegkundige. "Och, ik zou beter dood zijn", zucht André. "Kop op, André. Het zal wel beteren, hoor!", bemoedigt de verpleegkundige hem. "Nee," antwoordt André, "dit is geen leven meer." "Ik ga vragen aan de dokter of er meer pijnstilling gegeven mag worden", concludeert de verpleegkundige. - Wat is waardevol? Wat kan anders en beter? Zoek in tweede instantie ook tot verder dan de evidente uitschuivers. (enkele mogelijke antwoorden: zie onder)

Omgaan met zorg

Hoe we omgaan met de ander, wordt door veel factoren beïnvloed: spontane voorkeuren, leeftijd, opvoeding, vorming, interesses, zelfzekerheid, sociaal en empathisch vermogen, kijk op het leven, maar ook de tijdsdruk van het moment en het verloop van de concrete dag bijvoorbeeld. Dat hoeft geen vervelende extra opdracht te zijn. Idealiter is het een uitdaging die verbonden is met je diepste motivatie om in de zorg aan het werk te gaan. Zo roest je niet vast in gewoonten, maar blijf je alert in je zorgpraktijk. Niet alle gewoonten zijn immers goed.

Het is belangrijk om tot voorbij de anamnese en de waarnemingen de mens te observeren, met een open vizier. Iedere patiënt is een volwaardig persoon: ook wanneer die zich manifesteert als een hoopje ellende, ziek en angstig, of als een schim van de gloriedagen van weleer. Een patiënt valt nooit samen met een hulpvraag. Er schuilt een mens achter die zieke met zijn of haar ziektebeeld, een heel concrete persoonlijkheid met gaven en gebreken, een eigen karakter en mening. 

Die mens verdient onze aandacht, zoals hij of zij is. Aandacht schenken aan de mens die voor zorg aan je is toevertrouwd, is het signaal geven: 'jij bent waardevol'. Het is van onschatbare waarde voor een patiënt te weten dat hij of zij geen nummer is, geen dossier, in een steriele omgeving, vooral in een technische omgeving die soms fabriekachtig kan aanvoelen. Persoonlijke zorg maakt een groot verschil.

Aandachtspunten bij benaderen

Een mens is een fysiek, psychisch, sociaal en existentieel wezen. Die aspecten manifesteren zich niet afzonderlijk van elkaar, maar resoneren onderling. Wanneer we als zorgverlener een patiënt benaderen, is het elementair om dat open vizier bewust te vrijwaren, om onze spreekwoordelijke lens helder te houden. De professionele blik hoort niet op oneindig te staan, maar op volledig. Het is een kwestie van voortdurend zelfbewust en zelfkritisch stil te staan bij het dagelijkse functioneren. 

Enkele aandachtspunten. Er wordt geen volledigheid nagestreefd. Het is vooral de bedoeling om krijtlijnen uit te zetten. We realiseren een professionele benadering onder andere door eigen zorgen en stress buiten de kamer te laten: een patiënt heeft veelal geen behoefte aan negatieve input van zorgverleners boven op de eigen zorgen en vragen. Voorts hoort iedere dag een nieuw begin te zijn: voorbije ergernissen vormen geen meerwaarde voor de zorg vandaag. Wanneer een patiënt vastgepind wordt op een gedraging of uitspraak van gisteren, dan is er geen ruimte meer voor verandering. Het vormt vooral extra ballast voor de patiënt en is een bijkomende bron van frustratie.

Hoewel er een afhankelijkheidsrelatie ontstaat in de zorg, hoeft die geen machtspositie in te houden, ook niet impliciet. Hou in gedachten dat de patiënt baat heeft bij het behouden van de regie over de zorg, of minstens het omarmen van een zo groot mogelijk aandeel erin. Alle patiënten of bewoners op dezelfde wijze benaderen, is niet zinvol als methodiek: het doet volledig tekort aan de individualiteit.  

Respect is het meest constructieve beginsel, in alle omstandigheden. 'Meneer' of 'mevrouw' is een goed startpunt als aanspreking in de zorgrelatie. Als de patiënt gemoedelijker aangesproken wil worden, kan hij of zij dat gerust aangeven. Er kunnen en mogen gerust grenzen gesteld en aangegeven worden waar nodig, zowel van de kant van de zorgverlener als van de patiënt of bewoner. Hou in gedachten dat zorg verlenen geen synoniem is voor heropvoeden. 

Observaties bij benaderd worden

Laten we de zorgrelatie vervolgens eens bekijken vanuit het perspectief van de patiënt. Dat perspectief zou altijd als empathische factor moeten meeklinken. Eigenlijk zou iedere zorgverlener een inleefstage moeten doormaken, om dat perspectief ten diepste te ervaren. Een alternatief, zonder het fysiek te moeten organiseren, ligt in momenten van bewuste en actief-reflectieve zelfreflectie. Denk op geregelde tijdstippen na over aangename en onaangename ervaringen in zorgverlening en de opbouw ernaartoe. Zoek de elementen die het verschil hebben gemaakt, ten goede of ten kwade.

Enkele observaties vanuit het oogpunt van de patiënt. De lichaamstaal is een heel krachtige en invloedrijke factor in de zorg. Iemands houding en mimiek worden door de patiënt gelezen en daardoor zal een reactie deels bepaald worden. Het nonverbale bepaalt de zorgrelatie minstens evenveel als het verbale. Dat vormt een uitdaging: gelaatsuitdrukkingen ontstaan spontaan en vallen moeilijk te controleren. Zelfbewustzijn kan daarin al een groot verschil maken.

Taal is beter te kanaliseren. Wanneer onze taal respect en begrip uitdragen, dan is de kans op een negatieve respons veel kleiner. Denken we daarbij bijvoorbeeld aan de fameuze 'tjes'. Ze voeden de frustratie van afhankelijk te zijn en hulp te moeten vragen. Verder verdient dialoog de voorkeur op bevelende stijl. De patiënt voelt zich dan betrokken in plaats van gekleineerd. Ook de privacy maakt deel uit van de zelfstandigheid. Door te kloppen op de deur geef je aan dat je als zorgverlener in de ruimte binnengaat van de patiënt, en dat de patiënt niet in jouw ruimte verblijft.

Een fictieve zorgsituatie. Stel: Twee verpleegkundigen komen vanuit de gang haastig de kamer binnen. Verpleegkundige A zucht en vraagt met een norse blik aan patiënte Martha, een verzwakte vrouw van 95 jaar oud: "Zeg, heb jij nu weer gebeld? Wat is er?" Martha antwoordt ongemakkelijk: "Mag ik naar het toilet, alstublieft?" "Je bent in het laatste uur al drie keer naar het toilet geweest, meiske", reageert verpleegkundige B kortaf. "Maar ik heb diarree, mevrouw", zegt Martha beschaamd. "Vooruit dan, jij je zin. Weer heel dat eind naar de wc", snauwt verpleegkundige B, terwijl ze met haar ogen draait. A lacht even en spreekt daarna buurvrouw Julia aan, een gepensioneerde schooldirectrice van 91 jaar: "Kom Julia'tje, we gaan jou ondertussen in je bedje leggen." "Nee, dank je, het is nog veel te vroeg", antwoordt Julia wat gepikeerd. "Tuttut, we zijn nu met onze ronde bezig om iedereen in bed te steken", corrigeert verpleegkundige A de patiënte. "Als iedereen zijn moment gaat kiezen, waar eindigt dat dan?" "Maar ik slaap nooit voor tien uur, mevrouw", verduidelijkt Julia. "Ik zal ook niet slapen voor tien uur, Julia'tje," antwoordt verpleegkundige A, "omdat ik zo laat nog moet werken. Kom, sta maar recht." - Wat gaat er zoal fout hier? Zoek ook hier in tweede instantie tot voorbij de evidente uitschuivers. (enkele mogelijke antwoorden: zie onder)

Context

We mogen niet vergeten dat de patiënt zich vaak bevindt in een situatie van grote kwetsbaarheid en onzekerheid, een situatie waar de patiënt zelf niet om heeft gevraagd. Ziekte en pijn overkomen een mens en verstoren zijn of haar functioneren. Dat wekt angst en frustratie op. De patiënt heeft een hulpvraag en wordt daarlangs voortdurend geconfronteerd met lichamelijke en/of geestelijke achteruitgang. Wanneer men in het antwoord op die vraag nog meer leed ervaart, dan is er geen goede zorgverlening aangeboden. Vandaar het belang van menswaardige bejegening in de zorg.

De nood aan hulp kan tijdelijk van aard zijn, maar evenzeer permanent. Niettemin is elke vorm van verlies van zelfredzaamheid en zelfstandigheid een pijnlijke, confronterende ervaring. Vaak is er sprake van existentiële pijn: men voelt zich opgesloten, gevangen in het lichaam (of de geest). Men ervaart geen hoop, geen kans op verbetering. Vroeger is voorbij, later brengt slechts achteruitgang. De rouwervaring die met het verlies gepaard gaat, vraagt soms om psychische ondersteuning, en het herschikken van prioriteiten in waarden en idealen om existentiële begeleiding.

Wanneer er bovendien ruis op de lijn zit, bijvoorbeeld door dementie, psychiatrische stoornissen, gedragsproblemen of beperkingen, dan wordt de relatie nog verder bemoeilijkt. Door respectvol en drukaflatend te werken, door de focus op de mens achter het gedrag te leggen, en empathisch in communicatie te gaan over de ervaren spanningen, kan in weinig tijd veel tijd bespaard worden. Frustratie accumuleert en is dus tijdrovend. Verstoorde communicatie kost immers veel tijd. Het is dus - in tegenstelling tot wat spontaan wordt aangevoeld - juist een verstandige keuze om constructief in dialoog te gaan, zeker ook onder tijdsdruk.

In de volgende bijdrage: belangrijke basishoudingen en nuttige hulpmiddelen in bejegening.

Ter info: enkele uitschuivers uit het eerste voorbeeld: 

Primair niveau: De verpleegkundige vraagt André niet wat er scheelt, maar begint al met een veronderstelling. Hij vraagt niet, maar staat in zijn autoriteit. André benoemt de reden van zijn verdriet: pijn en verminderde levenskwaliteit. Op het eerste reageert de verpleegkundige cynisch en neemt het niet ernstig. Zijn uitingen van pijn worden vergeleken met de andere patiënten. Op beide redenen van verdriet antwoordt de verpleegkundige met een troostende veralgemening waardoor de patiënt zich niet beluisterd voelt. De verpleegkundige beperkt zich in aanpak van André's klachten tot het vragen aan de arts of er meer pijnstilling mogelijk is.  - Dieper niveau: De patiënt wordt vergeleken met andere patiënten, zijn eigenwaarde wordt ontkend. In die vergelijking wordt hij als minderwaardig geklasseerd: hij roept meer dan de andere. Op zijn ultieme hulpkreten ('ik zou beter dood zijn' - 'dit is geen leven meer') wordt inhoudelijk niet ingegaan, ze worden met feiten afgeblokt ('het zal beteren' - meer pijnmedicatie). De invloed van pijnbeleving op zijn levenskwaliteit krijgt geen gehoor. Integendeel: hij wordt als probleemgeval bestempeld, en kan daardoor een schuldgevoel ontwikkelen. Enkel de fysieke pijn wordt mogelijks aangepakt. Hij ervaart geen warme bejegening en krijgt geen existentiële hulp, bijvoorbeeld door van een spiritueel-existentieel zorgverlener. Hij wordt enkel gezien als 'patiënt' en wordt in een vernederend keurslijf van 'flink zijn' geduwd.

Ter info: enkele uitschuivers uit het tweede voorbeeld:

Primair niveau: Verpleegkundige A begint de zorgverlening met norse blik en een directe en aanvallende uitspraak. Er wordt een expliciete machtsverhouding gecreëerd ('meiske'). Martha reageert voorzichtig en vriendelijk: ze neemt de rol aan die haar wordt toegewezen. Verpleegkundige A ontzegt haar in eerste instantie de hulp waar ze om vraagt. De hulp wordt een gunst ('vooruit dan, jij je zin') waar Martha eigenlijk geen recht op blijkt te hebben. Verpleegkundige B draait met haar ogen en verpleegkundige B lacht. B bevestigt daarmee de visie en het gedrag van haar collega. B vraagt niet aan Julia of ze naar bed wil, ze legt de beslissing op. Julia wordt gekleineerd door het achtervoegsel 'tje', tot tweemaal toe. Ze heeft geen enkele inspraak. Verpleegkundige B neemt een machtspositie in en beveelt de patiënte tenslotte passief-agressief ('kom, sta maar recht').  - Dieper niveau: Er wordt niet geklopt op de deur, de verpleegkundigen eigenen zich de ruimte toe. Ze brengen hun haast en drukte mee naar binnen. Martha wordt als een veeleisende patiënte beschouwd, terwijl ze tracht om haar eigenwaarde te bewaren en continent te blijven. Julia wordt in een stramien gedwongen ('tuttut' - 'waar eindigt dat dan?'). De ergernis van Julia wordt met een machtsargument weggevaagd. Julia, die een verstandige dame is en waarmee in gesprek gegaan kan worden, wordt voluit in de gehoorzaamheid geduwd: een vernederende ervaring. A en B handelen wellicht uit gewoonte of voor het gemak. A geeft aan dat ze laat moet werken, waardoor de patiënten zich een last voelen, storende elementen in het schema van de verpleegkundigen. Het insinueert nogmaals dat Julia niet meer meetelt. Er is geen warme of aangename bejegening. Alles straalt ergernis en kilte uit.

De voorbeelden zijn fictief, zonder enige referentie aan reële situaties. Ze zijn louter bedoeld als illustrerende zoekopdracht. 

Deze uiteenzetting vertrekt vanuit een groot respect voor alle zorgpersoneel (verpleegkundigen, zorgkundigen, artsen, assistenten, paramedici, ...) die het beste van zichzelf geven in de dagelijkse zorg voor patiënten.

vrijdag 31 mei 2024

Bouwen aan spiritualiteit: (2) De uitdaging aangaan

Wat doen we hier op deze aardbol? Waarom zijn we hier? Wat is de bedoeling? Hoe kunnen we ons leven betekenis geven? Wat maakt het leven leefbaar? Het zijn de vragen waar we op onze diepzinnigste dagen over tobben. Helaas is er te weinig aandacht en waardering voor spiritualiteit in onze dagen. En dat is jammer. In deze tweede bijdrage neem ik je graag mee op zoek naar tools om jezelf spiritueel uit te dagen.

Zelfbewust, bewust en onbewust

We staan bewust en zelfbewust in het leven. In ons bestaan hechten we belang aan een kader waarbinnen we denken, spreken en handelen, gebaseerd op idealen die zin geven aan ons aardse bestaan. In complete chaos is overleven immers een bijzonder grote uitdaging. Onze rede heeft nood aan orde en duidelijkheid, aan stabiliteit ook. We zoeken onze plaats in het universum en menen een glimp van een hogere wereld gewaar te worden, die zich vertaalt in een hoger ideaal, een beginsel, of (een) God, of een combinatie hiervan.

We zoeken daarbinnen naar streefdoelen die we koesteren en die ons leven waardevol maken. Het betreft geen vaste, soliede constructie. Het is een proces waarbinnen we gaandeweg evolueren. We groeien in ons denken over het leven en over wat bepalend voor ons is, naarmate we groeien in het leven zelf. Dat proces is overigens al op gang gebracht vóór onze eerste herinneringen. Soms verlaten we principes binnen ons denkkader en maken we een ruimte voor nieuwe waarden, soms maken we grondig vernieuwde doorstart.

Bewust, maar ook onbewust wordt steeds weer gezocht naar de hoogste ultieme waarde in ons leven. Zo komt een wisselwerking tot stand tussen onszelf, de anderen en de wereld. Dit denkkader inspireert en motiveert ons op zijn beurt als krachtbron: het richt ons moreel kompas en bepaalt ons handelen en spreken. We zijn denkers, zeg maar: zinzoekers, en tegelijk morele wezens.

Geen maaksel

Onze levensbeschouwing zoals ze hier en nu is, hoe persoonlijk en hoe uniek ze ook mag zijn, is geen eigen creatie, maar voor een groot deel een gegevenheid waar we verder vorm aan hebben gegeven. Het is telkens weer een tussentijds resultaat van het samenspel van opvoeding, levenservaring, van bewuste keuzes, gebaseerd op mensen of idealen die ons inspireren, maar ook beïnvloed door negatieve en confronterende ervaringen.

Onze idealen worden niet willekeurig door ons geselecteerd en opeengestapeld, wat soms verondersteld wordt in kritiek op het hedendaags pluralisme. Waarden kies je niet zomaar, ze passen bij elkaar, ze vormen een totaalbeeld. Een geheel van waarden die onderling in conflict staan, kan niet resulteren in een congruente levensbeschouwing. Er is een logica aanwezig in wat we aannemen als zinvol en wat we wegwerpen als flauwekul. We bezitten ook geen onbegrensde vrijheid in onze waardenkeuze: we zijn bepaald door onze cultuur en achtergrond, onze opvoeding en voorgeschiedenis. 

Wel is het mogelijk dat een nieuw verworven waarde eerdere evidenties in vraag stelt. Dat kan een bepalend moment zijn in het leven. Waarden zijn geen losse monaden, ze maken deel uit van een logica. Wanneer denigrerend over een ‘cocktail’ wordt gesproken, dan gaat men voorbij aan de realiteit van levensbeschouwing. Je spiritualiteit houdt verband met je diepste identiteit, het is geen achteloos en willekeurig gebeuren.

Postmodern dilemma

Onze levensbeschouwing is tegenwoordig inderdaad heel persoonlijk ingevuld. In de vorige eeuw werd een waardenschaal met veel vanzelfsprekendheid opgelegd door de samenleving. Ook daarbinnen bestonden er weliswaar verrassend veel onderlinge verschillen. Het denksysteem zelf was een gedeeld goed.

Een belangrijk verschil sinds het verval van de grote verhalen, zoals Jean-François Lyotard het fenomeen van het postmodernisme omschrijft, is de mogelijkheid om buiten de bestaande overtuigingen een consistente waardencohesie te vinden. Er zijn allerlei mogelijkheden in levensovertuiging, onder de vorm van een eigen samensmelting van bestaande visies, maar ook buiten die traditionele overtuigingen.

Toch is een mens een sociaal wezen en blijft er een behoefte aan het delen van de levensbeschouwing met gelijkgezinden. Ja, er is pluraliteit, maar tegelijk zal de wens tot onderlinge verbondenheid parallellen bevorderen. Tegelijk neemt helaas ook de polarisatie toe, want iedereen voelt zich uitgedaagd om kleur te bekennen, door zijn of haar eigen visie kenbaar te maken en te verdedigen als uitgedaagde waarheid. We beseffen onvoldoende dat onze spiritualiteit tot het domein van de meningen behoort.

Het ware, het schone en het goede

Plato geeft in zijn filosofisch denken al aan dat we in ons leven op zoek zijn naar waarheid, naar schoonheid en naar goedheid. Hij vindt een samenspel tussen de drie, die door de middeleeuwse scholastiek nog sterker in de verf wordt gezet: wat mooi is, is ook goed en waar.  Wat we waardevol vinden, draagt bij aan een mooi (idealistisch), goed (moreel) en zinvol (spiritueel) leven, en deze drie componenten horen elkaar niet tegen te spreken.

Het is in de concrete invulling van wat mooi is, goed en zinvol, dat we van elkaar verschillen. Bij Plato en de scholastici zijn er nog universele waarheden. Dat ligt nu veel ingewikkelder uiteraard. Er bestaat nog steeds ultieme waarheid, maar ze is geïndividualiseerd van aard en kan sterk verschillen van onze naasten.

Bewustwording

Om dichter bij de concrete invulling van je levensbeschouwing te komen, die je doorgaans zonder nadenken toepast, kan je bewust op zoek gaan naar aanknopingspunten. Wat geeft je hoop? Waar haal je kracht uit? Wat inspireert je? Maar evenzeer: wat ergert je, wat stelt teleur, wat brengt je aan het huilen? 

Doorgaans is je omgeving een dankbare bron van informatie. In de confrontatie met 'het tegenover' herken je jezelf beter. Zo kan je in de natuur herkenningspunten vinden (inspiratie). Ook in interactie met anderen word je geconfronteerd met je levensfilosofie (alteriteit), door gelijkaardige meningen te horen of net totaal verschillende. Je kan duidelijkheid vinden in logica van denkmodellen of in contrast ermee (rede). Daarnaast zijn er gevoelens verbonden met je denken (emotie). Uiteraard zijn je zintuigen ook een bron van informatie: tactiel voelen (lichamelijk), spreken (linguïstisch), kijken (visueel), en luisteren (auditief). Zelfs geuren en smaken kunnen inspireren. Tenslotte kan ook de stilte een ultieme plek zijn om aan zelfreflectie te doen.

Je levensbeschouwing komt soms ook vanzelf intenser in beeld: in diepgaande ervaringen van vreugde of van onrecht of tegenslag bijvoorbeeld. Dat zijn momenten dat de diepste vragen tot aan de oppervlakte komen. Dit kan versterkend en verrijkend werken, maar evengoed frustrerend en verbitterend.

Bouwstenen

Waarmee bouw je je levensbeschouwing uit? Is het enkel een kwestie van normen en waarden? Nee, hoewel ethiek er een groot deel van uitmaakt. Louter theoretisch is een levensbeschouwing trouwens evenmin. Het is een samenspel van theorie en praktijk, van wijsheid uit het verleden, van een bewuste, kritische blik op het heden en van hoop voor de toekomst. Je zet je af tegen negatieve ervaringen en bouwt verder op constructieve gedachten. Die visie is de basis die je drijft, die je beweegt, die je in het leven kracht geeft.

Je bouwt met dat wat je verbindt met anderen, met wat jou in contact brengt met je diepste kern, met wat jou drijft om door te gaan, vooral met wind tégen. Je filosofie groeit steeds verder. Ze bestaat uit een verzameling van kleine en grote wijsheden, een stel weloverwogen waarden waar je op steunt. Bij voorkeur ontwikkel je hierbij ook mildheid en respect naar anderen toe. 

Een bestaande geloofsovertuiging of levensvisie kan je inspireren in je zoektocht naar zin. Soms worden elementen uit verschillende tradities gecombineerd. En ook binnen bestaande levensbeschouwingen bestaan verschillende houdingen. Wanneer je aansluit bij een religie of levensbeschouwing is de zoektocht niet afgerond. Uiteindelijk is je levensvisie heel persoonlijk, heel intiem ook.

Uitdaging

Je levensbeschouwing vertrekt vanuit een persoonlijk engagement. Ga dus gewoon aan de slag. Wacht niet op een 'goed' moment. Vaak zijn die typische momenten van inkeer immers negatieve ervaringen. Dan heb je net zo veel baat bij de kracht van je spiritualiteit en je levensvisie. Leef daarom zelfbewust, en zoek naar zin in de kleine en grote dingen.

donderdag 25 april 2024

Bouwen aan spiritualiteit: (1) Een stand van zaken

Wat doen we hier op deze aardbol? Waarom zijn we hier? Wat is de bedoeling? Het zijn de vragen waar we op onze diepzinnige dagen over tobben. Helaas is er te weinig aandacht en waardering voor spiritualiteit in onze dagen. En dat is jammer. Tijd voor een tweeluik: “Waar komt onze maatschappelijke spirituele onzekerheid vandaan?” En in de volgende bijdrage: “Hoe vinden we tools om onszelf spiritueel uit te dagen?”

We maken deel uit van een systeem dat gebaseerd is op leven en overleven. Je overlevingskansen nemen toe naarmate je een reserveplan hebt. Als je maar één voedingsbron kent, en die put uit, dan sterf je. Als je maar één beschermingsmechanisme hebt, en dat blijkt niet te werken, dan ben je verloren.

Compenseren

Op mentaal vlak hebben we geleerd om onszelf te beschermen in ingrijpende situaties: 'coping' heet dat. Opdat we niet compleet zouden blokkeren na een traumatische ervaring, hebben we een mechanisme ontwikkeld dat ons toelaat om een negatieve ervaring te compenseren of te interpreteren zodat we er mee om kunnen gaan en verder functioneren. Soms gebruikt men vluchtmiddelen, zoals excessieve voeding, of alcohol, drugs of medicatie. Soms beloont men zichzelf met spullen of met het overmatig vragen of schenken van aandacht. Anderen herleiden de ervaring tot aanvaardbare proporties door bewust of onbewust delen weg te laten of te vergeten, of anders te omschrijven.

De druk wordt verminderd, de stress neemt af. Coping is nooit de beste oplossing op lange termijn, maar kan een eerste redmiddel zijn om niet meteen onderuit te gaan. Daaruit zou verwerking moeten voorvloeien, en een constructieve, bestendige uitkomst.

Spiritueel trauma

Een maatschappelijk trauma van onze tijd is een 'spiritueel moratorium'. Onwennig wordt het onderwerp in maatschappelijke discussies vaak vermeden. Het leidt al te vaak tot polarisatie. We hebben de vanzelfsprekendheid van de grote verhalen sinds het postmodernisme achter ons gelaten. Alles is relatief geworden, niets is nog vanzelfsprekend. Behalve de wetenschap misschien. 

Het atheïsme heeft het katholicisme niet vervangen. Bij veel mensen is er een persoonlijke, kwetsbare zoektocht op gang gekomen. Maar er wordt zelden over gepraat. Er is geen 'veilig' maatschappelijk forum voor: verschillen zorgen voor discussie en onbegrip, soms zelfs intolerantie. Het spiritueel spectrum is geïndividualiseerd en tot de privésfeer herleid, waardoor men kwetsbaar en alleen staat. Er wordt wel getimmerd aan waarden en normen, er is een persoonlijke levensbeschouwing onder constructie, maar afleiding en onderwaardering maken het moeilijk om vol te houden.

Het heeft gestaag geleid tot een maatschappelijke verschraling op spiritueel vlak. Veel mensen hebben om rationele redenen de veiligheid van de allesomvattende godsdienstige omkadering afgebroken. Er komt een prikkende onrust voor in de plaats. Die is niet alomtegenwoordig in het dagelijkse leven, maar ergens knagend op de achtergrond aanwezig. Op bepaalde momenten, wanneer men uitgeput is, overwerkt, door tegenslag neergeslagen, dan komt het gevoel van zinloosheid plots manifest opzetten. “Is dit niet wat dramatisch allemaal?”, zal een argwanende lezer denken. Nee, volgens mij niet. 

Zuchten

De praktijk leert ons dat de spirituele onzekerheid gecompenseerd wordt. In onze samenleving laten veel mensen hun spirituele honger verhelpen door de commercie. We hebben maatschappelijk te maken met een buitenproportionele verzameldrang. Inhoud wordt vervangen door tastbare uitwendigheden. Rusteloosheid voedt zichzelf, omdat de oorzaak niet wordt beschouwd. Er ontstaat een impulsieve gulzigheid.

Hebzucht, heerszucht en eerzucht - de tijdloze archetypen van compensatie - leiden tot snelverzadigende activiteiten. Helaas is het effect van de voldoening telkens weer tijdelijk van aard. Het is een snelle oplossing, zoals snelle suikers die de honger vlug maar slechts kortstondig kunnen stillen. De honger komt snel knagend terug aandraven. We leven in een tijd van graaien, vastpakken en weggooien. De wegwerpcommercie speelt in op de tijdelijkheid van alles. De sociale media bieden een forum voor hoogst individuele zelfbevestiging hierin.

Niet gezocht

Spiritueel zelfbewustzijn en evenwicht zijn nochtans essentieel voor een mens: het brengt zin in je bestaan, een interpretatiekader dat het bestaan zinvol maakt. De basis van die spiritualiteit kan heel verschillend zijn: een persoonlijke God, een vage Kracht in de kosmos, Iets dat ons verenigt, of een maatschappelijk ideaal. De bovenbouw daarentegen is verrassend gelijklopend. In je levensovertuiging spelen kernwaarden een elementaire rol. Van daaruit bekijk je de wereld, het leven en de tijd. Je kan steunen en bouwen op je kernwaarden, je kan je eraan vastklampen in roerige tijden. Je vertrekt vanuit een constructieve kijk die zingevend werkt. Het bestaan wordt stabieler binnen een bewust en actief zingevend kader.

Let wel: hiermee zeg ik niet dat iedereen spiritueel vervreemd is. Wel durf ik te beweren dat we maatschappelijk veel te weinig aandacht schenken aan onze spiritualiteit. En het kan écht anders.

Welke werkmiddelen ons daarbij kunnen helpen, dat is voor de volgende bijdrage. 

vrijdag 12 april 2024

Holistische zorg: geen holle woorden

In de algemene ziekenhuiszorg, de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg heeft men terecht ingezien dat men niet in de eerste plaats een patiënt (of bewoner) behandelt en verzorgt, maar een gehele mens, die vanuit zijn of haar gebruikelijke omgeving naar het ziekenhuis komt voor onderzoek, diagnose en behandeling, of verhuist naar een zorginstelling om er voorgoed te verblijven. De mens is zoveel meer dan de aandoening waarvoor beroep wordt gedaan op professionele hulp. Omdat de patiënt zich kwetsbaar opstelt door zich toe te vertrouwen aan een zorginstelling, is het van groot belang dat de zorg zich telkens opnieuw de vraag stelt wat beter kan. 

Een visie

Tegenwoordig draagt men algemeen de ‘holistische visie’ hoog in het vaandel. De mens wordt binnen deze visie niet herleid tot een ziektebeeld, maar er wordt aandacht besteed aan de totale mens, zoals die zich presenteert en zichzelf en zijn of haar ziekte beleeft.

Dit houdt inderdaad een belangrijke verschuiving in de zorgbenadering in. De patiënt krijgt meer inspraak, en daarbij wordt niet enkel met het fysisch-medische aspect rekening gehouden, maar ook met de psychische, sociale en spirituele noden. Idealen zijn belangrijk en zinvol, maar we weten allemaal dat ze in de realiteit zelden of nooit volledig verwezenlijkt kunnen worden. Het is een zoeken en trachten, met de onvermijdelijke beperkingen op financieel vlak en op gebied van bestaffing.

Gehele mens

Aan bed maken zorgverleners kennis met de hele mens. Ze kunnen waarnemingen interpreteren en tools gebruiken. Het gaat uiteindelijk in de eerste plaats over Fingerspitzengefühl. Een geëngageerde zorgverlener kiest er bewust voor om de blik niet verengen tot het strikt noodzakelijke. Alles begint bij observatie: kijken, luisteren, aanvoelen. In dialoog komt men vaak heel snel tot belangrijke, kernachtige kenmerken en aandachtspunten. Dat is niet zozeer een kwestie van tijd maar vooral van ingesteldheid, goede tools en kennis die verrijkt wordt met ervaring. Het is bovenal een kwestie van empathie: niet de persoonlijke prioriteiten en interesses van de zorgverlener horen de observatie en de conversatie te bepalen, maar de concrete vragen en noden van de patiënt, die in welgekozen woorden of tussen de regels kenbaar worden gemaakt.

Een zorgverlener die weinig vertrouwen heeft in, of weinig affiniteit met psychische zorg bijvoorbeeld, zou dat persoonlijk oordeel of vooroordeel niet mogen laten doorsijpelen in de benadering van een patiënt en evenmin in bevindingen en aanbevelingen. Evenzo mag een zorgverlener niet vanuit de eigen levensovertuiging vertrekken om bijvoorbeeld een ethische oordeel te vellen over de visie of houding van een patiënt of van naasten, of om te aarzelen om spirituele begeleiding voor te stellen. Respect is het sleutelwoord hier. Dat vertrekt vanuit empathie en het aanvaarden van de diversiteit die eigen is aan onze samenleving. Iedereen is anders dan men zelf is, en dat is een principe dat we mogen omarmen. Het symboliseert de vrijheid die zo kostbaar is.

Complex geheel

In holisme is het Griekse woord ‘holos’ verwerkt: er is aandacht voor het geheel, of nog scherper uitgedrukt: voor de volledigheid van de mens. Het breder maken van de blik volstaat niet, de aandacht richt zich tot alle aspecten van het menszijn én het geheel. Van daaruit kan een totaalzorg georganiseerd worden. Het geheel is groter dan de som van de delen. Daartoe is het essentieel dat alle aspecten van het menszijn betrokken worden om zodoende onderlinge verbanden en samenhang te ontdekken en te begrijpen.

In het Duits spreekt men over ‘Gestalt’, in de filosofie en de psychologie: de gehele verschijning als een gestructureerd, complex geheel. Denk aan een meerstemmige melodie die in haar samenklank de complexiteit laat voelen. Er is hierbij sprake van een parallel beginsel: hoe complexer de vormen die de zorg aanneemt, hoe meer nood er is aan een holistische visie.

Waar nodig

Daar tegenover staat fragmentaire zorg. Iemand die volledig zelfredzaam is, goed omringd en geen noemenswaardige extra zorgen of problemen heeft en die naar het ziekenhuis komt voor een heel eenvoudige ingreep, zal weinig behoefte voelen aan holistische aanpak en zal het gebrek aan holisme in de zorg wellicht niet zo gauw gewaar worden. Toch zal ook daar een holistische aanpak als een meerwaarde ervaren worden.

Dat betekent uiteraard niet dat vóór het ingipsen van het onderbeen eerst de psycholoog en de spiritueel begeleider even moeten langskomen voor de zekerheid. De doorverwijzing gebeurt na het vaststellen van vragen, noden of problemen door de zorgverlener aan bed, in het bijzonder: de zorgkundige, de verpleegkundige en de arts. De zijnsaspecten worden door hen gescand en waar gewenst of waar nodig wordt hulp ingeroepen. Ook een kinesist, een sociaal werker, een ergotherapeut of een brancardier bijvoorbeeld kunnen vragen en problemen op het spoor komen. 

De patiënt schat zichzelf daarin niet altijd spontaan juist in. Soms is er een afstand nodig om de omvang en de diepte van problemen te zien. Bovendien betekent hulp vragen dat je je kwetsbaar opstelt. Dat kan aanvoelen als ‘teveel gedoe’ of in een reflex zo afgedaan worden. Wanneer uitgelegd wordt wat de begeleiding kan bijdragen voor het welzijn van de patiënt, ziet men dat vaak anders. En dat geldt voor de psychische, sociale én spirituele begeleiding en ondersteuning.

Mogelijkheden

Een zorgverlener is geen ‘homo universalis’: de allesweter bestaat al lang niet meer. Daartoe is de wetenschap en de kennis in het algemeen teveel toegenomen. De verantwoordelijkheid bestaat uit een eerste opvang en desnoods doorverwijzing naar aanvullende expertise. Die opvang, het aandachtig waarnemen en een klankbord zijn voor de patiënt, met aandacht voor de brede waaier aan menselijke behoeften en belangen, bepaalt de kwaliteit van de holistische zorg.  

Doorverwijzing op zich volstaat niet: zonder oog voor de totaalzorg blijft een enge zorgvisie uiteindelijk tot fragmentaire zorg leiden. Carlo Leget formuleert het als volgt: “De patiënt staat centraal, maar zorgverlener bepaalt wat mogelijk is.” Zodoende kan de zorg eerder volledig zijn of veel te beperkt, naargelang de kennis en alertheid van de zorgverleners aan bed. 

maandag 30 oktober 2023

Het vallen van het blad - de bron van spiritualiteit

De gure, kille, onaangename buitenlucht drijft ons naar binnen in het najaar. De duisternis komt steeds vroeger om de dag weg te grissen. Er is meer tijd om te piekeren en te mijmeren. We zoeken geborgenheid en worden sterker geconfronteerd met onze kwetsbaarheid. Het is een gelegenheid om zelfbewust stil te staan bij onze spiritualiteit als zin-maker. Onze spiritualiteit plaatst de vele signalen in het leven - soms hoopgevend, dan weer verwarrend, maar ook ontmoedigend - in een context, een interpretatiekader, een draagvlak, waarin ze geordend en begrepen kunnen worden.

Deze uiteenzetting wordt niet licht en luchtig, en zal ook geen handvaten aanbieden om dilemma's en valkuilen aan te pakken. Ik wil vooral de wortels van elke vorm van spiritualiteit blootleggen, naast de opvoeding, de culturele invloed, belangrijke naasten, en diepgaande (eventueel traumatische) ervaringen: ons eigen bestaan. 

Ik zou het lezen van deze uiteenzetting afraden wanneer je worstelt met negatieve gedachten of een bemoeilijkte rouwervaring. Dit onderwerp ten diepste overwegen, doe je bij voorkeur in een existentieel rustige hoedanigheid. 

In het leven hebben we weinig absolute zekerheden, drie om precies te zijn: we zijn ooit geboren, we leven nu en we zullen ooit sterven. Ons levensperspectief betrekt verleden, heden en toekomst op ons bestaan: ik was, ik ben en ik zal zijn. Dit ogenblik is het enige dat we waarnemen en kunnen beïnvloeden door ons doen en laten. Ons leven is een eindige opeenvolging van ogenblikken, van nu-momenten.

Herfst

De herfst confronteert ons met de eindigheid. De natuur om ons heen sluit een levenscyclus af. Het blad dat we neer zien dwarrelen, zal vergaan en een voedingsbron zijn voor volgende cycli. Het blad dat volgend jaar in de plaats zal groeien aan die tak, zal een ander blad zijn. 

Sta me toe voor één keer naar de Bijbel te verwijzen, als literaire bron. In de eerste Petrusbrief klinkt een vers vol universele poëzie, evenzeer geïnspireerd op de natuur: "De mens is als gras en zijn schoonheid als een bloem in het veld: het gras verwelkt en de bloem valt af." (1 Petrus 1, 24 - geïnspireerd op Jesaja 40, 6b-7a)

Schrikbeelden

Ik breng geen vrolijk nieuws. Niet alles is leuk. Er is meer. Het leven is complex. Sta me toe even cru en duidelijk te zijn. Wat we traag maar zeker tegemoet gaan, met het tikken van elke seconde, is aftakeling, sterven en dood. Dit zijn de drie schrikbeelden die ons leven tergend complex maken, tenminste: als we het geluk hebben om lang te leven en het ongeluk hebben van niet plots te overlijden. 

Waaruit ontstaat dit spanningsveld dan? Enerzijds is er een diepe levensdrang, de wil om te leven en te overleven en om veel te bereiken. Anderzijds wordt die creatieve, expansieve drang gelimiteerd in tijd en mogelijkheden door ons lichaam dat eerst groeit tot volwassenheid en dan stilaan aftakelt. 

Vooruit - achteruit

De aftakeling in ons leven kan aanvoelen als een genadeloze provocatie die spiritueel als absurd en oneerlijk kan worden ervaren. Die aftakeling, die slijtage van lichaam en geest, begint traagjes aan rond de 30 jaar. Tegenwoordig durft men die grens zelfs nog vroeger te leggen. Het lichaam loopt langzaam maar zeker schade op door de zwaartekracht, door activiteiten en door stelselmatige achteruitgang van ons genetisch materiaal. De spierkracht en spiermassa verminderen vanaf dan al. Het brein slaat minder vlot nieuwe informatie op. Daarom studeren we wanneer we jong zijn. Deze uitingsvormen van achteruitgang gebeuren niet merkbaar, niet voelbaar, maar gestaag en onomkeerbaar. 

Het onvrijwillig moeten inleveren van mogelijkheden, van vrijheden en van zelfstandigheid, is één van de grootste uitdagingen in ons menselijk bestaan. Zeker in een tijd waarin onze persoonlijke gedachten en prestaties zo'n belangrijke plaats innemen. Er valt niet te onderhandelen met onze afbraak. Er is geen dialoog mogelijk met de tijd. De tijd is de constante, niet wij. Het is een ongelijke strijd tussen willen en niet kunnen, tussen hopen en beseffen. De droom van de eeuwige jeugd is slechts een fantasie, die door zalfjes, wondermiddelen of cosmetische aanpassingen niet kan worden afgedwongen. Er is niets verkeerd aan rijper en wijzer geworden zijn.

Filter

Het is niet mijn bedoeling om je als lezer een depressie aan te praten. Integendeel. Er is immers geen reden tot neerslachtigheid omwille van ons eindige aardse bestaan. Een eindig leven is namelijk absoluut geen zinloos leven. Sterven is inherent aan het leven. Het hoeft ons niet droef te stemmen. Het zal ons zelfs uitdagen om zin-voller te leven.

Onze zinvinding, onze zingeving kan ons in staat stellen om een mooi en rijk leven te leiden, op voorwaarde dat die zinvinding zichzelf in veranderende omstandigheden telkens weer herijkt op de omstandigheden. Wat is er nu zinvol, op dit moment in het leven? Welke waarden of gedachten helpen me niet meer? Welke ideeën werken me tegen om het leven als zinvol te ervaren? Ons leven lang staan we zelfbewust in dat leven. Het is die alertheid die ons uitnodigt om bewust in het leven te staan, om stil te staan bij onze spiritualiteit, bij onze levensvisie.

Een dynamische, veerkrachtige spiritualiteit is de noodzakelijke filter waardoor we de hardheid van het leven kunnen ombuigen tot een leefbare, zelfs aangename en dankbare beleving. Daar liggen ontzettend veel mogelijkheden. Een filter impliceert niet dat we ons vervreemden van de werkelijkheid, dat we haar ontvluchten. Integendeel: het betekent dat we ons bestaan willen begrijpen. Net zoals je de zon niet kan begrijpen door je erdoor te laten verblinden.

Het is daarom ook werkelijk onbegrijpelijk dat we in onze zelfbewuste tijden zo weinig aandacht besteden aan spiritualiteit, aan zingeving. Zonder een filter, zonder enige vorm van bewust, doordacht, doorleefd interpretatiekader in het leven staan, is een betekenisloze vlucht vooruit, tot de tijd een halt toeroept. Dat wens je toch geen mens toe? Laat staan jezelf... Ik wijk af. Terug naar de kwestie.

Sterven

Veel meer dan de aftakeling boezemt het sterven angst in. Er is angst om pijn te lijden, om geen regie meer te hebben over het leven. Sterven is dan ook een ingrijpende, onomkeerbare gebeurtenis. Alles wat je koestert, moet je plots afgeven: je gedachten, je wijsheid, je ervaring, je gevoelens. Je moet afscheid nemen van alles en iedereen die je dierbaar is. 

Dat inzicht zou ons moeten inspireren in ons leven. De balans tussen bezit en nabijheid zou in evenwicht moeten zijn. Ik houd geen pleidooi om elke vorm van bezit en welvaart te minachten. Het is zinvol om te streven naar een comfortabel bestaan. De mate waarin het je familiale en sociale verbinding verstoort of onmogelijk maakt, is wel een reden tot nadenken en bijsturen.

De angst voor de dood is in veel gevallen een angst voor het sterven. Het is een verlieservaring, het maakt deel uit van je persoonlijke rouw: de rouw om je eigen heengaan. Dit wordt vaak getriggerd bij een kerkhofbezoek, bij het bijwonen van een uitvaartdienst, bij het verdriet om een overledene. Het aanvaarden van verlies, is een leerschool op zich. Het verlies van een grootouder of ouder, broer of zelfs kind: het confronteert je met je eigen leven en levenseinde. Angst hoeft niet negatief te zijn. Het kan een aanzet zijn tot een positieve, bewuste levenshouding.

Dood

De dood zelf is en blijft een mysterie. We weten enkel dat het aardse leven eindigt en dat ons lichaam geen leven meer in zich draagt. De invulling van dit tijdperk, dat volgt op onze dood, bepaalt in grote mate onze spirituele gezindheid en oriëntatie. Is er een leven na dit aardse bestaan of niet? Is dat een persoonlijke zekerheid of eerder een vage opening?

Het gevoel 'afgesneden te zijn' van overledenen, het gevoel van afstand en onbereikbaarheid, maakt dat de dood moeilijk te verteren valt. We missen sommige mensen elke dag. Dat gemis slijt vaak, maar niet altijd. Het verlies kan minder ruw aanvoelen na verloop van tijd, en bij wijze van spreken eroderen.

Niet juist of verkeerd

Wat wacht ons na het sterven, in de dood? De concrete invulling van dit onderwerp is allerpersoonlijkst. Wie gelooft dat er geen god bestaat en geen leven na de dood, zal zich moeilijk kunnen inleven in de visie van iemand die wel gelooft in een god en in eeuwig leven. Belangrijk in deze thematiek, en in het algemeen trouwens, zowel spiritueel als breed-maatschappelijk, is wederzijds respect. Elke uitspraak binnen deze thematiek is relatief en relationeel: er is ik, mijn spiritualiteit en de overtuiging waar ik bij aansluit. Wanneer een overtuiging als waarheidsclaim opgelegd wordt aan anderen, als verplicht aan te nemen feit, dan is dat een vorm van extremisme.

Het is dus van groot belang, zowel voor een gelovige als een atheïst, om het onderling respect te bewaren: respect voor elkaars visie en voor het fundamenteel recht om van visie te mogen verschillen. De waarde van je overtuiging bevestig of versterk je niet door de visie van de ander te ridiculiseren of de persoon te 'framen' als dom of kortzichtig. Op dat ogenblik zijn immers het framen van de ander en het verabsoluteren van de eigen visie de uitingen van kortzichtigheid. 

Een god hoeft niet bewezen te worden, de onmogelijkheid ervan evenmin. Daarom zijn zowel geloven als niet-geloven geen 'objectief weten'. Spiritualiteit is niet gestoeld op bewijzen en op eenvoudige logica, maar wel op een persoonlijke overtuiging, al dan niet gelieerd aan een bestaande levensovertuiging, op basis van eigen ervaringen en gedachten. 'Elk zijn waarheid' klinkt wat sloganesk, maar garandeert het respect, dat fundamenteel is om te kunnen samenleven. In zingeving zou er geen juist of verkeerd mogen bestaan.

Ook positieve bronnen

Naast het negatieve, is ook de verwondering om het mooie een bron van spiritualiteit. In deze herfstbijdrage komt dit aspect minder aan bod omwille van de thematiek, maar ze is een even belangrijke aanleiding om stil te staan bij zingeving en mag dus niet onderschat worden. 

De geboorte van een kind, genezen van een ziekte, de groei van een kind tot volwassene: ze doen ons op positieve wijze nadenken over ons bestaan. We kunnen zin ervaren in nabijheid: langs verliefdheid, liefde en seksualiteit, maar ook langs intense vriendschap, langs voorbeeldfiguren die ons bestaan verrijken of langs maatschappelijke engagementen waarin we anderen ontmoeten. Het heelal en de wereld kunnen ons eveneens in hun wonderlijkheid en onbegrensdheid doen nadenken over onze betekenis in de tijdloosheid. Tenslotte zijn ook menselijke creaties een inspiratiebron: literaire en beeldende kunst, artistieke schoonheid, muziek, maar ook verrassende televisieprogramma's, video's of podcasts bijvoorbeeld. Met deze aanvulling wordt een evenwichtig beeld gecreëerd van onze zingevingsbronnen.

Afsluitend

Het leven is wat het is. En misschien is het ook goed zo. Stel je voor dat je eeuwig hier op aarde bleef. Wat zou je nog verwonderen, uitdagen of motiveren? Zou er geen eindeloze herhaling en grenzeloze verveling optreden? En wat met de aarde waarop je eeuwig zou leven, een aarde die zelf niet eeuwig is? 

Onze (aardse) eindigheid aanvaarden, is een uitdaging in het leven. Aanvaarden betekent niet dat je ernaar hoeft te verlangen. Uit andere contexten weten we echter allemaal dat een realiteit mijden en wegduwen niets verandert aan die realiteit zelf. Waarom zouden we de kern van ons zijn mijden? Waarom zou dat als een negatief of deprimerend proces aangevoeld moeten worden? 

Laten we daar even over nadenken, al dan niet omringd door grijnzende pompoenen, plastic skeletten en akelige spinnen...

Aanbevolen bijdragen:

Rouw en verlies: de onmacht bij 'iets in ons'